Page 36 - Over Berrege gesproken
P. 36
Twee weken later, sloeg een voorjaarsstorm in alle macht toe.
Regen beukte neer in de straten en de wind gierde om elke hoek.
Het was pikdonker op straat en de lantaarnpaal voor het huis van
Mark was uitgevallen. Hij keek nog even naar buiten voor hij naar
bed ging. Nu de TV uitgezet was, kon hij alles horen. Dan
verstijfde hij. Hij hoorde het aanzwellen van het geklap van
galopperende hoeven op oude straatstenen. Het kwam naderbij.
Uit het donker verscheen de gestalte van een oude soldaat, de
ogen vol vuur in een vervallen akelig wit gelaat. Pal voor zijn
raam trok de ruiter aan de teugels en het paard steigerde, de
benen voor zich uit maaiend. Met de andere hand zwaaide de
ruiter zijn karwats. Een raam versplinterde, terwijl Mark terug
deinsde. ‘Waak of verzaak. In het laatste geval wacht je de dood,’
klonk de rauwe stem. Dan gaf de ruiter de sporen. Als laatste
kliefde een luid pistoolschot de nacht en werd het
angstaanjagend stil. Zelfs de wind en regen hielden hun adem in.
Dan viel de storm weer met alle kracht aan.
Mark haastte zich een plaat voor het kapotte raam te spijkeren.
Dat zou hij morgen wel melden bij verzekering als stormschade.
Ondertussen wist hij beter. De Plaatsmajoor, of wel de Duivel,
waarde rond in deze stormnacht.