Page 40 - Over Berrege gesproken
P. 40
Benedictus Wissikmarwattus was blij een aanwijzing te hebben. Na een lichte lunch van wat kippenpootjes, een
varkensrollade, een geroosterd zwijn, enkele druiventrossen, sinaasappelen en mango’s, twee pizza’s, een vat bier en vijf
flessen wijn haastte hij zich naar dat kleine stadje achter Antwerpen. Onderweg hadden ze wat strubbelingen met
Vatabieren, Walloniërs, verdwaalde Galliërs, Myceniërs, ja zelfs liepen er wat Trojanen en Apaches in de weg. Gelukkig
deed het zegel van de paus wonderen en konden ze zonder al te veel moeite hun weg vervolgen. Eindelijk bereikten ze
na vier weken Bergen op Zoom. Als vanzelf kwamen ze op de Grote Markt terecht waar een trotse kerktoren zich over de
stad boog. De kardinaal besloot de kerk binnen te stappen en vond een kapelaan die de mis aan het voorbereiden was.
Hij vertelde hoe hij op zoek was naar de identiteit van een man die helaas op het Sint Pietersplein overleden was.
Daarbij toonde hij het sieraad. De kapelaan sloeg zijn hand op het hart, hij herkende het sieraad: ‘Daddis t’r eentje van
Landa, da’s Willem. Die had deze ketting altijd om. Willem was al wat ouder, maar wilde absoluut nog een keer naar
Rome, wilde absoluut nog een keer de paus zien en zijn zegen krijgen. We waarschuwden nog dat de reis te zwaar zou
zijn, maar ja Willem was een eigenwijze man.’
De kardinaal knikte, maar aarzelend had hij toch nog wel een vraag: ‘Op het moment dat hij stierf, aan wat wij
vermoeden een hartaanval of zo, hoorden we een hele luide zucht. Het was een onmenselijk geluid dat door merg en
bot ging, het sneed door je ziel. Heb je enig idee wat dat zou kunnen zijn?’
De kapelaan keek de kardinaal indringend aan. Hij legde zijn hand op diens schouder: ‘Weet u eerwaarde, wat ik u nu ga
vertellen zult u niet geloven. Ik geloofde het zelf hele lange tijd ook niet. Maar ondertussen weet ik beter. Bergen op
Zoom is een bijzondere stad. De inwoners houden er van en zijn er trots op. Er is hier zoiets als de “Geest van Bergen op
Zoom”. Deze geest vergezelt iedere Bergenaar die de stad verlaat, bewaakt hen op hun pad tot ze weer terugkeren in
hun stad. Zo houden ze hun stad altijd in hun hart. Ik kan me dan ook alleen maar indenken dat de zucht die jullie
hoorden, een zucht van diepe bittere teleurstelling is omwege dat de geest verzaakt heeft om deze Bergenaar veilig
terug naar zijn stad te brengen.’