Page 35 - Over Berrege gesproken
P. 35

‘Dus jij bent ge-alphonst,’ sprak een oudere man. Mark keek op. Cor was een echte stamgast die al een halve eeuw in
        deze kroeg kwam. Hij kende haast alle oud-eigenaren nog persoonlijk. Cor wist veel, vooral volgens hemzelf. Mark keek

        hem aan en hief zijn handen. ‘Alphons was de zoon van de plaatsmajoor van Bergen op Zoom, ook wel de Duivel

        genoemd. Het was een strenge militair, iemand die door iedereen in de stad gemeden werd als de pest. De meesten

        gaven aan nog liever dood te gaan, dan onder hem te dienen, of wel onder de Duivel te dienen. Zelfs zijn eigen zoon
        verzocht om overplaatsing naar een ander garnizoen. Het verhaal gaat dat de plaatsmajoor nog steeds bij weer en ontij

        door de stad raast. En het was takkeweer op het eind van Koningsdag,’ aldus Cor. Mark keek hem verbaast aan. ‘Aan de

        ene kant was het droog toen ik naar huis liep, dus zo slecht was het weer niet. En aan de andere kant, er is toch niemand
        meer die in sprookjes gelooft?’ Cor stond op en leegde zijn glas port. Voor hij zich opmaakte om te vertrekken, richtte hij

        zich eerst nog tot Mark:



        ‘Een graf houdt beider asch vereend;

         Maar 's ouden geest vindt rust noch vrede

         In d'ijsbren nacht van 't lijkgesteent',
         En vaak ontsluipt hij aan die stede

         Te middernacht als 't stormt en tiert,

         En regent, als men de uilen

         Hun grafgezang hoort huilen
         De weerhaan knersend giert.’




        Cor hief zijn hoed en liep de deur uit, de anderen in verbazing achterlatend.
   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40