Page 33 - Over Berrege gesproken
P. 33
Bij deze woorden zwaaide hij zijn zweep vervaarlijk in
het rond. Mark voelde een scherpe pijn van zijn
schouder tot over zijn rug. Weer daalde de arm van de
ruiter en Mark voelde de striem in zijn nek en over zijn
borst. De kreet die hij slaakte, combineerde vloek en
pijn. Maar voor hij de kans kreeg te reageren, was de
ruiter al gepasseerd en verdween om de hoek van het
steegje. Toen Mark op dat punt kwam, waren paard en
ruiter in het niets opgegaan. Het geluid van de hoeven
stierf in de nacht. Mark was weer alleen.
Eenmaal thuisgekomen begaf Mark zich direct naar de
badkamer en keek in de spiegel. Hij kon zien dat er in
zijn kleding scheuren zaten. Hij ontblootte het bovenlijf
en zag het bloed langs de striemen sijpelen. De klappen
waren echt hard aangekomen. Hij had aardig wat pijn.
Het had geen zin om nu de politie te bellen. Hij zou dus
morgenochtend vroeg wel aangifte doen.
De nacht duurde lang, een pijnlijke nacht waarin hij de
slaap niet kon vatten. Steeds zag hij het beeld van de
razende ruiter voor zich, ogen vol vuur, de stem vol
woede en haat. Het zwarte paard met de hoeven vol
vonken, de neusvleugels zuurstof opslurpend voor die
wilde rit.