Momenteel ben ik bezig met de afronding van een nieuw boek: De avonturen van Drieste Dirk, in het Bergs kwartier.

Het is een boek over een jonge tiener die opgroeit in Bergen op Zoom en wel in de wijken Zeekant, ’t Fort en de Jordaan. Hij beleeft hier allerlei avonturen. Zelf ben ik opgegroeid in die buurt en het valt me op hoeveel namen er in de vergetelheid geraken, hoeveel plekjes er verloren gaan en hoe hele delen van die wijk gesloopt zijn en alle herinneringen dreigen te verdwijnen. Ik moest dit boek wel schrijven, ik vind dat dit gedeelte van mijn geboortestad, dit stuk geschiedenis, moet blijven voortbestaan. Het is weliswaar geschreven als jongensboek, maar ik denk dat veel van mijn generatiegenoten met plezier zullen terugkijken op dit gedeelte van hun jeugd en veel herkenbaars zullen beleven. 

En nu komt de vraag: Wie van jullie is geïnteresseerd in dit boek? Wie zou het willen lezen, ja misschien wel willen kopen? Ik probeer de koopprijs niet boven de 15 € te laten komen. Misschien dat ik dit boek zelfs al nog deze Sinterklaas beschikbaar heb. Een perfect cadeautje natuurlijk voor de goedheiligman, of voor de kerstman 😉

Dus, laat me even weten of je geïnteresseerd bent in dit boek. Stuur me dan een mailtje op Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of stuur een privé berichtje via Facebook.

Voel je vrij om dit bericht met zoveel mogelijk vrienden, familie, collega's en teamgenoten te delen.

 

Wil je meer weten?  Hier dan een stukje van de inleiding:

 

Inleiding

West-Brabant was in de tijd net na de oorlog maar karig bedeeld, als het gaat om de levensstandaard. Er moest keihard gewerkt worden om Nederland er weer boven op te krijgen. Als je een rondje maakt door Nederland en je komt in het zuidwesten in het Brabantse terecht, kun je alleen al aan de huizen zien, dat er hier niet veel weelde te vinden is. De grotere boerderijen die je langs de grote rivieren kunt bewonderen, zijn hier niet te vinden op een enkele herenboerderij na. De vaak grote gezinnen deden een beroep op de creativiteit om het hoofd boven water te houden. Als vader had je dikwijls meer dan een baan. Er werd flink bijgeklust in de avonduren en in de weekends om iets extra’s te verdienen. Wanneer het ene kind uit zijn of haar kleren was gegroeid, werden die vermaakt en hersteld voor de volgende telg. Je leerde al snel hoe je de eindjes aan elkaar moest zien te knopen.

Maar toch was deze povere tijd qua welvaart een hele rijke tijd als het kwam op vriendschappen, een rijk buurtgevoel waarbij mensen elkaar hielpen, waar een samenleving nog echt samenleefde en waar kinderen zonder al te veel zorgen door de buurt trokken, op zoek naar avonturen. Als je maar op tijd thuis was voor het avondeten, je gedroeg op school en als je in de avond op pad was, steevast thuiskwam wanneer de lantaarnpalen aangingen, dan was alles prima.

In deze tijd, geboren begin jaren zestig, en nu het eerste deel van de jaren zeventig verkennende, leefde Dirk. Hij werd door zijn vrienden “Drieste Dirk” genoemd, omdat hij altijd het voortouw nam, zich altijd in de nesten werkte, maar ook altijd erin slaagde daaruit te ontsnappen.

Drieste Dirk woonde en leefde in Bergen op Zoom, de buurten Jordaan, ’t Fort en de Zeekant behoorden tot zijn terrein. Het was dan ook, in het Bergs kwartier, dat hij zijn avonturen beleefde.

 

Misschien wil je nog meer weten…. Zal ik dan ook maar een gedeelte ‘van een van de avonturen van Dirk en zijn vrienden verklappen?...

De vrienden keken naar elkaar met een brede grijns. Dat was even spannend geweest. Ze waren haast vergeten dat ze verkenners waren. Een ogenblik later werd hun aandacht getrokken door een handgebaar boven wat struikjes. Het was Adrie die hen tot stilte maande. Ze waren ondertussen bij ’t sluske. ‘Dèèr, ze zijn die kant opgegaan. De boogerd in van Bartje Boeboe.’ Adrie vertelde hoe hij langs de dijk in de richting van ’t sluske geslopen was. Eerst had hij niets gezien, maar vaag hoorde hij wat kreten in de verte. Het bleek dat de verdedigers ook deze kant uit gekomen waren, maar dan blijkbaar voor een andere richting gekozen hadden. Even aarzelden de jongens. Moesten ze teruggaan en Lou vertellen wat ze te weten gekomen waren? ‘Nee, da doemme nie. Me motte psies wete wasse doen en waar ze zitte. Asse ’n fort gebouwe n’ebbe, motte me Lou kenne vertelle oemme daar binne kenne komme. Ik zeg, me motte wijer de boogerd in,’ sprak Dirk. Suus en Adrie wreven zich over het hoofd. Bartje Boeboe was gevreesd tot in de wijde omgeving. Deze boer had het niet zo op van die schoffies die hem in de weg liepen. Of sterker nog, op van die kleine grijpgrage handjes die zijn boogerd plunderden. En als Bartje Boeboe je te pakken kreeg, dan kon je een fiks pak op de broek verwachten. Ja, dan kon je de eerste dagen niet meer fatsoenlijk gaan zitten.

Even zaten de drie met hun eigen gedachten. Dan hakte Dirk de knoop door. Met een groot gebaar van “kom maar”, stond hij op en liep hij in de richting van de boogerd. Na enig aarzelen kwamen ook de anderen. Ondertussen gingen de ogen alle kanten op. Bartje Boeboe was dan weer te voet, maar even zo vaak verscheen hij op zo’n ouderwetse fiets. Met dat grote verzet erop, kon de boer heel snel uit de voeten. Ze slopen door de boogerd. Niet alleen moesten ze de boer zien te ontwijken, ze mochten natuurlijk ook niet door de verdedigers gevangen worden. Dirk had het vermoeden dat die een plekje gezocht hadden tussen de boogerd en het spoor. Ze slopen langzaam verder. Dirk keek eens naar boven. De bomen hingen al vol appels, grote rood glimmende ballen vol smaak. Het water liep Dirk in de mond. Hij maande de anderen even stil te houden. ‘Wa denkte van wa lekkers? Ik lus wel ’n appeltje. En amme toch bezig zijn, me neme d’r gelijk wa vor d’andere mee,’ sprak Dirk met een dikke grijns op z’n gezicht. Misschien moesten ze Lou gewoon informeren waar ze dachten dat de anderen zaten. Maar als ze dan ook nog een appeltje voor onderweg zouden meenemen, dan maakten ze wel een goede beurt bij die groten. ‘Ja, eila, ge ken nie zo mar ‘n n’oop appels jatte vor de rest or. Enne, wa d’as Bartje Boeboe kom, die ken ‘ard lòòpe or,’ sprak Suus. Dirk keek naar zijn maat: ‘Zijde gij nou zo’n schijter, allé maat. Ik klim de bòòm in, gij vang d’appels en Adrie sta d’op de n’uitkijk. Wa ken dèèr nou misgaan?’  De maten keken elkaar aan. Ja, dat was wel een strak plan. Dus liep Adrie wat verder om een goede plek te vinden waar hij alles in de gaten kon houden. Ondertussen hing Dirk al in een appelboom tussen de takken waar de roodste appels zich bevonden. Al snel had hij de fraaiste appels los van de takken getrokken en liet hij ze een voor een vallen. Suus deed z’n best alles in een keer te vangen. Hij had zijn shirt uitgetrokken om ze allemaal te verzamelen. 

Adrie keek van op een afstandje hoe Dirk op de dunste takken aan het balanceren was. Het was een wonder dat die niet afbraken. Hij zou zo op zijn snufferd kunnen vallen. Dirk durfde ook alles, hij zelf zou dit nooit doen. Hij had het niet zo op in bomen klimmen en zo. Maar Dirk leek elk gevaar wel leuk te vinden. Hij schuwde de uitdaging nooit. Adrie was zo aandachtig aan het kijken, dat alle notie van zijn omgeving weg viel. Tot hij zware voetstappen hoorde, iemand kwam met lange passen aanbenen. Hij keek op en zag de donkere pet van Bartje Boeboe, de boer had ook een riek bij. Fotverdorie, dat ging mis. Ze moesten weg. Adrie liet een woeste kreet en stoof er zelf al vandoor. Hij ging echt niet afwachten wat er gebeuren zou. Suus werd in zijn bewegingen gestuit door de woeste kreet van Adrie. Ook hij zag de boze boer naderen. Hij liet alles uit zijn handen vallen en griste zijn shirt van de grond. ‘wegweze, d’n Boeboe komt’r’an’, was alles wat hij nog uit kon brengen.