Page 81 - Flipbook introductieboekje
P. 81

In de boogerd van Bartje Boeboe


            Het was in de nazomer. De zon had al weken
            een warme deken over dit deel van de wereld
            gelegd.  Als  kind kon je dan ook niet wach-
            ten  om naar buiten  te  gaan.  Vader was gaan
            werken en moeder was met van alles in huis
            bezig. Als vanouds stond de achterdeur open.
            Als er bezoek kwam, wist deze altijd wel het
            poortje te vinden om zo achterlangs de serre
            binnen te stappen en te roepen: ‘Hallo, vollek.’
            Voor de kinderen was het binnen veel te warm.
            Bovendien werd je dan continue in de gaten
            gehouden door je moeder. Dirk was dan ook
            al bijtijds op pad gegaan. ‘Ma, ik ben weg ‘or.
            We gaan mee z’n’alle de polder in.’ Hij had niet
            eens het antwoord afgewacht. Eerst maar eens
            voor de flat gaan kijken. Daar waren altijd wel
            vrienden te vinden. De een woonde op een
            hoog, een ander op tweehoog, maar ook een
            paar vrienden op vierhoog. Ze stonden altijd
            wel tegen een muurtje te schoppen met een bal.
            Wat zouden ze nu eens gaan doen. Er was best
            veel volk daar voor de flat. Behalve de vrien-
            den waar hij altijd mee optrok, waren er ook
            een aantal ouderen. Het begon al aardig druk
            te worden op deze zaterdagmorgen. ‘Me gaan
            oorloggie speule. De n’ééne groep zijn de aanvallers,
            de n’andere de verdedigers. Zullie motte erreges ’n
            fort make. Ge kreg ’n n’uurke voorsprong, dan



                                  81
   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86