En weg was hij, voor de tweede keer nu. Definitief, want hij heeft de strijd tegen die klote ziekte verloren.
Cees Schoep leerde ik kennen op 1 april 2010, het was geen grapje. De allereerste dag bij mijn nieuwe werkgever, het Franciscus Ziekenhuis te Roosendaal, werd ik rondgeleid op mijn nieuwe afdeling Vastgoed & Techniek, of wel kortweg de Technische Dienst.
Cees had zijn eigen stekje daar in de kelder. Hij was de man die al het rollend materieel onderhield, zoals bedden, tafels en stoelen, rollators, maar ook bij voorbeeld de “Meals on Wheels” wagens waarmee het eten voor de patiënten werd rondgebracht. Cees was ingehuurd van de WVS, maar Cees was een echte collega. Hij hoorde bij de ploeg. Hij had dan ook zijn sporen al ruimschoots verdiend. Hij had ook tonnen euro’s voor het ziekenhuis verdiend. Het mooiste voorbeeld hiervan was het moment dat hij naar het afdelingshoofd stapte: ‘Peter, we zijn veel te duur uit met die bedden. De accu’s gaan om de haverklap kapot en door het uitbesteden kost het veel geld om het te maken. Als ik het nu zelf eens ga doen, ik weet ook waar we dezelfde accu’s kunnen krijgen voor veel minder geld.’ Cees werd een dag op cursus gestuurd, zodat hij ook gecertificeerd was om deze reparaties uit te voeren en vond een andere leverancier voor de accu’s zelf. De kosten daalden ineens met wel drie kwart.
Alhoewel het lichaam van Cees af en toe gebrekkig was, vandaar ook dat hij via de WVS werkte, het hoofd van Cees werkte meer dan naar behoren, het was een pientere vent.
Cees was collegiaal, altijd bereid om een ander te helpen. Cees was ook altijd in voor een geintje. De maandagochtenden waren berucht. De AJAX fan die hij was, kon zich niet inhouden om mij in te peperen dat PSV weer eens verloren had en dat zijn cluppie AJAX wederom de titel zou pakken. Zelfs toen zijn rol bij de TD was uitgespeeld, hij niet langer bij ons werkte, hadden we nog regelmatig contact via een berichtje of belde hij me op. En altijd was daar die lach, die herkenbare lach waarbij je wist dat hij je er weer tussen nam. Soms was het een brompot, kon hij op zijn manier en potje ouwehoeren, maar bovenal was Cees een amicaal mens. Ik miste hem al toen hij niet langer mijn directe collega was. Die kwinkslagen, die grijns, maar ook altijd die drang om te helpen.
Het enige dat ik nu heb is de herinnering aan een man die mij mede hielp mijn weg te vinden in het ziekenhuis. Een man met wie ik eeuwig over voetballen kon lullen, een man die graag mijn boeken las, maar bovenal een man met die eeuwige ondeugende twinkel in zijn ogen.
Cees, we nemen er een op je man. Ik ben blij dat jij op mijn pad kwam.