Vannacht heb ik eindelijk opnieuw geschreven.

Voor het eerst eigenlijk sinds ik in het ziekenhuis lag vanwege een hartinfarct en een herseninfarct.

Ik besloot mijn ervaringen te verwerken in mijn derde Dossier boek, dat als werktitel "Dossier Koude Oorlog, opkomst van het populisme draagt.

Hier een stukje:

Hoofdstuk ..               Het ziekenhuis

 

Jean-Pierre voelde zich al een paar weken niet lekker. Bij het minste of geringste voelde hij zich doodmoe. Hij had zojuist een douche genomen en plofte buiten adem op het bed. Tess keek hem aan. ‘Zo kan het niet langer hoor, ik bel de huisarts voor een afspraak. Dit kan nooit goed wezen en ik maak me zorgen.’

Ze pakte haar mobiel en liep de slaapkamer uit. Even later kwam ze weer binnen: ’Zo, vanochtend om 11:00 uur heb jij een afspraak en ik breng je persoonlijk daar heen. Ik ken jou ondertussen.’

Jean-Pierre kon een glimlach niet onderdrukken. Nee, Tess begon hem behoorlijk goed te kennen. Uit zichzelf zou hij al nooit toegeven dat het niet goed ging met zijn gezondheid, laat staan dat hij een huisarts zou bellen voor een afspraak. Hij haatte ziekenhuizen en alles wat maar met een dokter te maken had. Als het aan hem lag, zou hij elk bezoek aan de zorg mijden als de pest.

 

Klokslag 11:00 uur liep hij de praktijk van zijn huisarts binnen. Even later nam hij plaats in de spreekkamer. De huisarts hoorde zijn klachten aan en vroeg hem om een paar keer diep adem te halen. Ze klopte op zijn borst en rug. Via de stethoscoop luisterde ze naar zijn longen. Ze schudde eens. ‘Dat klinkt niet erg lekker. Ik ga direct een afspraak maken in het ziekenhuis voor een longfoto.’

Ze nam plaats achter haar bureau en verwerkte haar verslag in de computer.

‘Zo, ze weten er van. Je kunt direct in het ziekenhuis terecht.’

 

Jean-Pierre knikte, stond op en liep naar buiten. Met tegenzin vertelde hij Tess dat hen een tripje hospitaal te wachten stond. ‘Hier zit ik nou net niet op te wachten,’ maakte hij zijn tegenzin kenbaar.

Eenmaal aangekomen werd hij gelukkig direct geholpen. Er werden longfoto’s gemaakt en hij mocht weer naar huis. ‘Zie je wel dat het meeviel,’ had Tess nog gezegd toen ze thuis waren. De tijd verliep traag in afwachting van het antwoord van de huisarts. Ze zou bellen om de uitslag van de longfoto’s door te geven. Maar om een uur of twee klonk dan de telefoon: ‘De foto’s baren me zorgen. Ik wil dan ook dat je je nu nog meldt bij de spoedeisende hulp. We willen toch verder kijken.

En dus zaten ze enkele minuten later in de auto.

 

Na zijn melding aan de balie werd Jean-Pierre doorverwezen naar een kamertje waar er direct een aantal plakkers op zijn borst bevestigd werden. Zo werd hij aan een monitor gekoppeld. Ook werd er bloed afgenomen. Hij had zijn schoenen nog aan terwijl hij lag te wachten op een bed. Hij durfde zich haast niet te bewegen met al die draden aan zijn lijf. Tijd duurde hier een eeuwigheid en hij had al spijt dat hij naar de huisarts was gegaan.

Dan meldde zich een dame in het wit: ‘Zo meneer Jean-Pierre, we maken een bed voor u gereed. U bent hier nog wel een paar nachtjes.’

Jean-Pierre richtte zich ontzet op. ‘Ja, zeg, dat gaat zo maar niet. Ik moet nog een en ander doen vanmiddag. En ik moet naar huis om spullen te halen. Ik heb niets bij.’

 

De dame in het wit schudde haar hoofd. ‘Dat gaat niet gebeuren hoor. We houden u vanaf nu in de gaten en willen meer weten. Alle bevindingen tonen aan dat u een fikse hartaanval heeft gehad. Dat verklaart ook de grote hoeveelheid vocht achter uw longen, waardoor u deze klachten van benauwdheid hebt. Dat rare gevoel of u verdronk als u op uw zijde ging liggen, is echt. U was dan ook haast letterlijk aan het verdrinken omdat uw longen vol liepen met vocht.’

 

Tess werd ingelicht, waarna ze afscheid nam van Jean-Pierre. Ze zou naar huis gaan en wat spullen inpakken die ze vanavond meenam als ze op bezoek kwam.

Ondertussen werd Jean-Pierre bestookt met vragen. Hoe lang hij deze klachten al had? Of hij de laatste tijd niet een keer pijn in zijn borst had gehad, pijn ook in de arm?

Twee verpleegkundigen stonden plots aan het bed en namen hem mee. Niet veel later reed hij in de buik van het ziekenhuis een gang op, waar ze de laatste kamer kozen. Er was plaats voor drie bedden, maar hij was de enige patiënt. Het was ondertussen al laat in de middag en de geluiden verstomden langzaam. Daar lag hij dan.

 

Tess kwam in het begin van de avond nog langs. Ze had een paar comfortabele trainingsbroeken bij, wat T-shirts en een toilettasje. Ze had een stoel aan zijn bed geschoven en ze hadden luchtig gesproken over verplichte vakanties en zo. Tess hield zich sterk, maar Jean-Pierre had de angst in haar ogen gezien. Hij was zelf ook geschrokken en wist eigenlijk niet goed hoe hij met deze situatie moest omgaan. Hij had nog nooit in het ziekenhuis gelegen.

Het bezoekuur snelde voorbij. Tess kuste hem op het voorhoofd en beloofde de volgende dag weer te komen. Niet veel later lag Jean-Pierre alleen.

 

Het daglicht trok zich ondertussen terug toen een verpleegster de kamer binnen kwam. ‘We gaan ervoor zorgen dat u wat sneller van al dat vocht af geraakt. Als u gaat plassen, moet u dat in deze trechter doen. Zo kunnen we bijhouden hoeveel vocht u verliest.’ Ze toonde een soort kartonnen houder. ‘Ik zal deze in het toilet plaatsen meneer.’ Ondertussen was ook een andere verpleegkundige binnengelopen. Jean-Pierre werd aan een infuus gelegd. Deze hing aan een soort mobiele paal op wieltjes. ‘Dit is een middel dat u helpt te plassen. Zo drijven we het teveel aan vocht af. We willen dit zo snel mogelijk achter uw longen vandaan hebben.’

 

De verpleegsters waren bijzonder vriendelijk. Toen ze vertrokken, was het inmiddels donker buiten. Om zich te kunnen oriënteren gedurende de nacht, hadden ze de vloerverlichting aangelaten.

Het eenzame licht kringelde langs de muren omhoog, zodat hij vaag nog de contouren van de kamer kon zien.

Van verderop uit de gang klonken geluiden van oude mensen. Het gerochel van mensen die het benauwd hadden, een ordinaire boer werd gelaten alsof ze alleen op de wereld waren. De klagende roep “zuster” van bange mensen die om aandacht vroegen.

Een verpleegster stak nog even haar hoofd om de deur: ‘Alles in orde meneer? Kan ik nog wat voor u betekenen?’ Jean-Pierre stak zijn duim omhoog ten teken dat alles in orde was. Maar toen haar voetstappen uitstierven, sloegen eenzaamheid en angst hem keihard om de oren. Hij, Jean-Pierre, had een fors hartinfarct gehad, en hij had er niets van gemerkt. Alsof een sluipmoordenaar hem stilletjes op de schouder had getikt, maar had verzuimd hem om te leggen. Of zou hij alsnog toeslaan, nu hij hier helemaal in zijn eentje lag?

 

De vermoeidheden van de dag stuurden uiteindelijk Vaak voorbij en Jean-Pierre viel in slaap.

Halverwege de nacht klonk echter een plotseling geluid en scheen er een fel licht. Jean-Pierre was onmiddellijk wakker. De televisie aan het bed aan de overkant braakte beelden uit. Jean-Pierre keek op. Hij was toch alleen in de kamer? Na enkele minuten klom hij zijn bed uit. Met de standaard van het infuus al meerollende, liep hij op het beeldscherm af en pakte de afstandsbediening. Met de rust teruggekeerd hees hij zich weer in bed.

 

Het was amper een uurtje later, toen alles zich herhaalde. Op een of andere manier was de televisie aan de overkant wederom aangezet. Zuchtend en lichtelijk geïrriteerd zette Jean-Pierre het beeldscherm weer uit.

Hij had nauwelijks de slaap kunnen vatten, of hij werd opnieuw gewekt door een fel licht en de irritante geluiden van het nieuws. Dit keer kwam er een verpleegster binnen lopen: ‘Wat doet er op, meneer?’ Jean-Pierre vertelde haar hoe de TV spontaan al voor de derde keer aangesprongen was. ‘Dat lossen we even op, hoor,’ klonk het vrolijk en kordaat trok ze de stekker uit het apparaat. ‘Daar laten we morgen de technische dienst wel naar kijken. Welterusten meneer.’

 

Jean-Pierre lag weer in zijn eentje. Maar hij was ontzettend geschrokken. Hij had de verpleegster niet verteld wat hij zojuist had gezien voor zij de kamer binnenkwam. Naast de televisie aan de overkant had een gestalte gestaan. Het was zijn overleden vader, een vinger in de lucht die hij langzaam heen en neer bewoog. Zijn lippen gingen op en neer en Jean-Pierre kon ze lezen terwijl zijn vader de woorden prevelde: ‘Het is jouw tijd nog niet jongen. Je hebt nog genoeg te doen.’ Vervolgens was de schim opgelost in het op kringelende muurlicht.

Jean-Pierre keek naar buiten. Op zijn verzoek was het gordijn opengelaten, zodat hij vrij de wereld in kon kijken. Lichtjes van lantaarnpalen in de verte of het gezellige licht dat huiskamers ontsnapte, dansten in zijn beeld. Alsof het leven zelf hem getoond werd en hij zichzelf nu afvroeg, hoeveel hiervan hem nog werd gegund?

 

De nacht sleepte zich voort, terwijl Jean-Pierre gek werd van alle piepjes die vanuit de gang zijn kamer op kropen; monitoren die hier op deze afdeling cardiologie nauwgezet elke patiënt in de gaten hielden. Hij kon zich ook niet vrijelijk bewegen met dat infuus hardhandig aan hem vastgeknoopt. Zijn ademhaling klonk onaangenaam luid op deze eenzame kamer en hij voelde zijn eigen hartslag bonzen. Soms sloeg ze over, stokte ze haast, alsof het leven zelf afscheid wilde nemen. Zo groeiden seconden langzaam tot minuten, tot uren, in een nacht die maar niet wilde eindigen.