Lekker, vakantie, daar had ik naar uitgekeken.

Even los van alles en iedereen. Aangezien mijn broer Henk nog een week moest werken, besloot ik alleen op pad te gaan. Ik haalde mijn vertrouwde Indian de garage uit en reed naar een pompstation. Eerst maar eens helemaal vol gooien en dan kon ik op pad. Waar de reis naar toe ging, vroeg de dame van het tankstation.  Waarop mijn antwoord was dat ik "even" wat Duitse vrienden ging bezoeken.

 

Het was half acht in de ochtend toen ik de snelweg opdraaide. Eerst maar eens richting Antwerpen, om dan de weg naar Hasselt te kiezen. Achter Beringen kwam de grote afslag Leuven / Aachen. De laatste koos ik en eenmaal op die weg zocht ik de eerste de beste parkeerplaats op. Ik had leergeld betaald bij de laatste grote trip naar de Ardennen en terug, zoals ik met mijn broer Sjef had gedaan. Toen reden we in één ruk van Namen naar huis, een kleine honderdenzestig kilometer. Met de auto een niemendalletje, maar met de motor goed voor stijve tintelende ledematen en kramp in je tenen. Nee, deze tocht zou ik lekker mijn gemak nemen en her en der een stop inlassen. Ik had waterflesjes in de tas en kon dus vocht tot me nemen, wat het motto was met deze tropische temperaturen.

Ondertussen zag ik dat veel mensen met veel aandacht naar mijn motor keken. Tja, nog steeds zie je hier niet zoveel Indians rijden.

De weg riep me weer en zo zag ik de kilometers onder me door glijden. Al snel was ik weer op Nederlands grondgebied. Stein is de plaats waar ik normaliter afsla om naar een bijeenkomst van de Stichting Kwaliteitskring Limburg te gaan, waar ik lid van ben. Heb daar al veel interessante en nuttige, maar bovenal gezellige bijeenkomsten mogen beleven. En als het aan mij ligt volgen er nog vele. Maar nu liet ik Stein figuurlijks links liggen aan de rechterkant, en zette koers naar Heerlen. Mooi om te zien en te voelen hoe de heuvels zich hier al aaneen rijgen. Zo kwam het dat ik voor tien uur de Duitse grens passeerde. Ik had me voorgenomen op z'n laatst elke tweehonderd kilometer mijn tank vol te gooien. Toen ik dan ook het eerste het beste pompstation vond, stond mijn dagteller op 186 kilometer. Het was warm, erg warm. Maar omdat ik nog wat snelweg kilometers voor de boeg had, bleef ik in volle kleding rijden. Dan bij het tanken ook maar een ijsje gekocht, even lekker en afkoelend.

Hopla, we moesten verder en dus startte ik de Scout en met een vrooommmm... nam ik weer deel aan het snelwegverkeer. Het ging lekker, Aachen liet ik al snel achter me. Köln was mijn volgende doel. 

 

Deze weg kan ik wel dromen. Hoe vaak ik niet ons Pa naar zijn vrienden in Vettelschoss gereden heb. Vanuit zijn verleden heeft Pa vriendschap opgedaan in Duitsland. Ik weet niet beter dan dat we al als kleine kinderen in de oude Peugeot 403 stationcar geladen werden en dat we "even" koffie gingen drinken in Wipperfeld. Voor ons was het altijd een feest. De afslag Köln-Dellbrück was het teken dat we er bijna waren, maar niet voordat we zo'n drie en twintig stoplichten gepasseerd waren. Dan nog enkele tientallen kilometers door een prachtig heuvellandschap, waar de weg de vele bochten benutte om over de toppen, dan weer door de dalen te rijden. Voor iemand, waar de Kraaienberg al letterlijk een berg is, is dit een waar uitkijkfeest. Dan kwamen we in het pieterpeuterig dorpje Wipperfeld, en aan het einde langs een klein weggetje lag de boerderij van Willy en Maria. De vriendschap stamde uit de oorlogsperiode en was heel hecht. Ik bedenk me hoe ik die mocht beschrijven in mijn oorlogsroman "In de Schaduw van de Waarheid". Ikzelf heb nog twee jaren achtereen vakantie gevierd in Duitsland zonder mijn ouders. Het eerste jaar met mijn oudere broer Sjef en volgens mij ook nog een keer met mijn jongste broer Henk. Wat een geweldige tijd hebben we daar gehad. Als kok was Maria voor mij niet de meest geslaagde persoon; het eten was degelijk, maar behoorlijk flauw. Echter, haar pudding was fenomenaal. Ze maakte altijd drie of vier verschillende soorten. En die moest je dan allemaal proberen. Nee Maria was een pudding-prinses.

Helaas, toen Willy gestorven was, was het ook snel met de vriendschap gedaan. Maria werd verbitterd. Immers, in haar ogen was haar grote liefde haar ontvallen, terwijl Pa nog altijd ons Ma had. De telefoongesprekken werden korter, tot de bitterheid de overhand nam en er Duitse woorden gezegd werden die het einde van een hele bijzondere vriendschap betekenden.

 

Die vriendschap werd terug herwonnen door een andere Duitse familie; de famile Grewe in Vettelschoss. Het was hier waar ik Pa zo vaak heen bracht. We vonden allemaal dat hij te oud, en te "onnauwkeurig" werd om nog langer dit soort grote trippen te rijden, dus nam ik de honneurs waar als chauffeur. Dit was overigens geen straf, want de omgeving van Vettelschoss is werkelijk schitterend.

Nu Pa uit de tijd is, is het mijn taak om die vriendschap te behouden. Ik bel zo nu en dan eens. En op een dag als vandaag begeef ik me op een tocht naar jarenlange Duitse vriendschap. Ook Köln lag nu achter me, het is altijd een mijlpaal als je over die grote brug over de Rhein rijdt. Afslagen met plaatsnamen als Siegburg en Köningswinter staan op grote borden vernoemd, maar ik moest verder. Ik volgde de richting Olpe / Frankfurt am Main. De heuvels worden hier hoger, de dalen dieper. Het landschap laat zien dat Nederland echt een plat kikkerlandje is. Ik genoot met volle teugen. De volgende steile klim had op de top de afslag die ik moest nemen: Linz am Rhein. Nu was het nog maar enkele kilometers en een paar bochten verder zag ik de boerderij al liggen aan de overkant van de vallei.

 

Ik parkeerde mijn Scout voor de "neue alte Scheune", een hartstikke grote schuur die enkele jaren geleden gebouwd was ter vervanging van die oude karakteristieke schuur. Zo is er meer veranderd, want de boerderij zelf is dusdanig gerenoveerd dat het hele oude karakter verdwenen is. Iets dat ik nog steeds zonde vind. Maar in gebruik, en vooral bedrijfsgebruik, zijn deze nieuwe gebouwen natuurlijk veel efficiënter. 

Manfred kwam de kelder uitlopen, toen hij het donkere geluid van mijn motor hoorde. Groot was zijn verbazing toen hij mijn tronie onder die helm zag uitkomen. Warm was dan ook de begroeting. Ute was op Eiertour langs de Rhein en dus was alleen Manfred op de boerderij. We zaten op de bankjes bij hun boerderijwinkel. Er was regelmatig bezoek. Zo kwam er ook een oudere man die me vertelde dat hij in 1964 nog in Nederland was geweest bij "der Toni". Dat was natuurlijk ome Antoon, die in het verleden nog in Duitsland aan de pijplijn had gewerkt. Ik ken die verhalen maar al te goed toen ik bij de vele bezoeken Pa en Willy over het verleden hoorde praten. Het was goed om dat herhaalde verhaal nog een keer te horen. Dat er ook nog een keer over Pa gesproken werd. Of hij nog leefde werd me gevraagd. Waarop ik helaas moest antwoorden dat ik nu degene was die met regelmaat deze boerderij Seiferhoff bezocht. Ik zag Manfred knikken. Met het verscheiden van ons beider ouders is er een heel stuk verleden weggeslagen. Maar tevens vond hij het prachtig dat ik weer eens langs kwam. 'Nächstes Mal, dann rufst du an, damit wir bescheid wissen dass ihr kommt. Dann ist auch Ute da!' We zaten zo nog een poosje over van alles en nog wat te kletsen, met een halve liter zelf gebottelde appelsap. Hij was erg lekker en heerlijk koud. De temperatuur was immers ook hier snel stijgende tot richting veertig graden. Maar ik zag dat Manfred nog veel moest doen en ook ik had nog een heel stuk voor de boeg. Nu kwam het echte fun gedeelte. Mijn dikke BoZinBeeld.nl vest deed ik in mijn zadeltas. Ik trok wel mijn hestje aan natuurlijk. Ik gaf Manfred nog een stevige hand en startte de Scout. Met de belofte om snel weer in contact te treden, vervolgde ik mijn weg. En terwijl ik op weg was naar de veerpont in Linz, dwarrelden woorden in mijn gedachten. Ze verzamelden zich in rijtjes die tot zinnen verwerden. Ik kon niet anders dan ergens te stoppen om ze vast te leggen:

 

Gevonden  

 

 

Sporen uit het verleden, weggelegd door bloed

heuvels heuvelen, meanderend langs de stroom

gedachten langs het water, kabbelend en loom

ik volg ze eindeloos, gewoonweg omdat ik moet.

 

 

Mijn pa heeft hier gereden, de tocht nu oh zo zoet

twee wielen in het spoor en elke bocht in toom

de afgrond verborgen door elke struik en boom

ik volg ze eindeloos, gewoonweg omdat ik moet.

 

 

De weg splijt de heuvels, tot de bron van mijn bestaan

herinneringen beklijven, ik beleef ze met een traan

mijn zoektocht haast teneinde, ik vond wat hij toen zocht.

 

 

Zijn voetstappen nu de mijne, de reden om te gaan

woorden over grenzen, nu aan mij ze te verstaan

de vindplek opnieuw gevonden, ik vond wat hij toen zocht.

 

 

 

 

De rit ging verder, dezelfde rit die ik met Pa zo vaak heb ondernomen. De bochtige weg naar Linz is al heerlijk voor de motorrijder. Ik genoot dan ook met volle teugen en te snel zag ik de contouren van de stad Linz al opdoemen. Even later stond ik bij de Rheinfähre te wachten tot de pont de auto's van de overkant uitspuwde, om even later als een vraatzuchtig beest weer al die andere vehikels op te slurpen. Eenmaal aan de overkant was ik als een van de eersten die de boot afreed.

Het volgende doel was duidelijk: het Ahrdal. De Ahr is een klein riviertje dat driftig kabbelend zijn uitweg vindt in de Rhein. Hoewel klein, is ze niet te onderschatten, want ze heeft een diepe vallei uitgesleten in de leisteen. De heuvels van de Moezel vallei zijn honderden meters hoger, maar omdat de Ahr vallei zo eng is, met steile wanden, lijkt hier alles zeker zo hoog. Op veel plaatsen zijn wijnranken te bewonderen, andere plekken torenen de rotswanden bedreigend hoog. Het lijkt af en toe wel of de weg opgevreten wordt door het dal zelf. Zo ging mijn tocht door. Mayschoss, Maria Laach en dan Althenahr. Dit kleine stadje, onder de bewaking van de restanten van wat eens een fort was, trok destijds drommen met toeristen. Nu is het door de week behoorlijk vergane glorie. In de weekenden echter en natuurlijk tijdens de wijnfeesten is het hier nog steeds een groot feest.

Het was weer tijd voor een stop. Aan de overkant van Hotel Lang nodigde een terrasje me al uit. Er naast gelegen was een grote parkeerplaats waar mijn trouwe tweewieler wel even kon uitrusten.

 

Ik bestelde een Radler 0.0 en kreeg een vorstelijk glas voor mijn neus; een halve liter. Maar ja, met dit enorm hete weer was toch het advies om veel vocht tot je te nemen?  ;-)

Ik besloot hier ook maar te eten en bestelde een Schnitzel Kurtschen; of wel een snietzel met champignons, ui, een spiegelei, dat alles met "Bratkartoffeln" en een hele bak groen. Dat laatste was niet aan mij besteed natuurlijk, maar de rest liet ik me goed smaken. Ik kan mijn broer Sjef zeggen dat ik een nieuw favoriete alcoholvrij biertje heb gevonden: Alster Radler mit Orange Limo. Man man, wat was dat lekker... weer een halve liter natuurlijk.

Ik rekte me nog even uit en de trip ging verder langs dat prachtige riviertje. Bij Adenau verliet ik het stroompje en toog de berg op. Ik reed richting Reifferscheid, daar waar Pa en Ma, en dus ook Henk en ik, zoveel vakanties gevierd hebben. Even dacht ik nog om een praatje met Helmut te maken. De eigenaar van het café / pension, waar we zo vaak kwamen. Echter met vadertje klok in mijn achterhoofd, besloot ik om door te rijden. In de richting van Schleiden zag ik de afslag Blankenheim en dus werd dat mijn volgende stop. De dagteller gaf aan dat ik al meer dan tweehonderd kilometer gereden had, dus was een pompstation mijn halte. Na de Scout weer nokkievol getankt te hebben en een ijsje gegeten te hebben, keek ik eens naar de lucht. Zware wolken trokken zich samen en dat voorspelde niets goeds. Even buiten Blankenheim stopte ik bij een houten buskotje. Ik hoorde de donder en de wolken kregen kwaadaardig donkere vormen. Ik besloot me weer in mijn volle ornaat te hijsen. Ten eerste was ik al vlak bij de Belgische grens, waar je dus volledig bedekt gekleed moet zijn als motorrijder. Maar ten tweede verwachte ik datgene wat elke weersvoorspelling in Nederland, België en Duitsland hardnekkig ontkend hadden: regen.

Nauwelijks was ik onderweg of de eerste druppels begroetten mij al. Het waren dikke vette druppels die elkaar al in rap tempo opvolgden. De eerste hagelstenen meldden zich ook al. Het was een vreemde bui. Ze achtervolgde me van Blankenheim helemaal tot aan Malmedy. Soms trok ze lachend haar regendruppels in, om ze dan weer met oorverdovend plezier op me neer te storten. De weg was nu gevaarlijk glad. Ik deed een driekwart rotonde stapvoets. De auto achter me had haast, een Belg, en toeterde luid. Hij moest een afslag verder dan ik. Maar toen ik de rotonde voor hem vrijgaf, en hij een spuit gas gaf, zag ik nog net hoe hij de grip verloor en achterstevoren naast de rotonde belandde. Nee, ik deed het wel rustig aan.

 

Net achter Malmedy stuurde ik de snelweg op. Dit was mijn kans om aan die vervelende bui te ontkomen. Met een lekker tempo van rond de honderd en tien scheurde ik er vandoor. De weg was simpel: richting Luik, Anvers en dan mijn Krabbenstadje aan 't Scheld. Ondertussen begonnen de kilometers zich te wreken. Mijn rechterpols begon te zeuren over steeds diezelfde houding aan de gashendel, mijn tenen begonnen te krampen en mijn kont begon beurs te worden. Dus op die afstand drie tussenstops gepakt, waarvan een weer bij een benzinepomp. Ik moest even wennen, er stond een nummer bij de pomp en ik keek hulpeloos naar de pompbediende die me van binnenuit vrolijk toelachte. Oh ja, bedacht ik mezelf, je moet hier eerst pinnen voordat je kan tanken. Het was weer tijd voor een ijsje en een paar koude flesjes. Nog even wat uitrekken en wat rondlopen om alles los te krijgen en toen kon ik weer op pad. De bui achtervolgde me tot aan Antwerpen, vandaar uit richting Bergen op Zoom kwam ik weer in het volle zonlicht.

Achteraf was het maar goed dat ik mijn volle kleding weer aangedaan had. Dat ik zeiknat geregend was, werd weer droog geföhnd door een rijwind die gewoonweg heet was. Ik deed zelfs mijn vizier naar beneden om die hete lucht niet in mijn gezicht te krijgen. Ongelooflijk, maar met het vizier naar beneden was het koeler dan in de volle rijwind.

 

Ik reed mijn motor mijn garage in en keek op de dagteller. Deze dag had ik 681 kilometer gereden op de motor. Het was een lange, vermoeiende ook, dag geweest, maar een prachtige dag. Ik wilde al zo graag een keer Duitsland in met de motor. Dat kan ik nu van mijn lijstje afstrepen, en dat nog wel in de voetsporen van ons Pa.