Hoe Wana kerstmis redde naar aanleiding van een brief van Drieste Dirk

Het was guur en koud in Bergen op Zoom. Het was wel min vijftien graden Celsius deze laatste weken van december. 

Fotver, diene wind mak daddet bekant min ‘onderd voel, t’is stikstéénkoud,’ sprak Dirk terwijl hij zijn handen diep in z’n zakken stak. Zijn vrienden Henk en Theo schudden alleen maar hun hoofd en rilden van de kou. Ze waren even de binnenstad ingelopen om alvast de warme kerstsfeer te proeven. Maar ze waren van een koude kermis thuisgekomen. Er waren geen lichtjes, geen kerstbomen, nergens was maar iets van versiering te bekennen. De Grote Markt zag er akelig leeg uit, er was geen terrasje te bekennen en alle deuren van de winkels en horeca waren stijf gesloten. Ja, het was koud en stil in wat een bruisende binnenstad had moeten zijn.

Me n’ebbe gin kessemis dees jaar,’ had de moeder van Dirk gezegd. Ze had de kranten bijgehouden en vader had die mopperend naast zich gelegd, nadat hij ze met schuddend hoofd had gelezen. De gemeente had geen geld en de ondernemers maakten ruzie over wie dit alles moest betalen. Vanwege de torenhoge energieprijzen hielden ze hun deuren gesloten en hadden ze hun personeel naar huis gestuurd; te duur allemaal. Restaurants gingen niet open omdat ze hun personeel ook wel “een kerstmis thuis” gunden. Kerstmis…. Er was dit jaar helemaal geen kerstmis!! 

Dirk had het niet geloofd, daarom waren hij en zijn maatjes al een paar keer naar de Grote Markt getogen. Daar stond immers elk jaar een grote ijsbaan, al sinds een aantal winters een overdekte met kerstlampen, muziek, poppen van de kerstman, z’n slee en de rendieren en een grote sneeuwpop. Dit jaar was er niets van dit alles, behalve de in de regen blinkende straatstenen.

Dirk was thuisgekomen en had direct stampvoetend zijn slaapkamer opgezocht. Hij had een uur mokkend op zijn bed gelegen, vol boze gedachten, maar was toen aan zijn kleine schrijftafeltje gaan zitten. Als de rest van de stad niets deed, dan zou hij het wel moeten doen. Eerst had hij wel een uur nagedacht. Dan vormde zich langzaam een plannetje. Wie zorgde altijd voor de magie van het mooiste feest van Berrege? Dat was er maar één: Wana. Vastenavendtijd was vol warmte en blije gezichten, hoe guur het weer ook was. Ja, hij zou een brief aan Wana schrijven!

Allo Wana, ik ‘óóp dadde gij in de winter nie slap, mar dees briefke ken leze. Ge mot ommens wete daddet stikstéénkoud iero is en da zal nie gauw v’randere. Witte, de stad waar damme mee de Vastenavend danse en zinge en blij zijn, is mar ’n kouw gat nou. Me n’ouwe gin kessemis dees jaar, zeeje ze. De gemeente ed gin geld en de rest wul niks betale, bang asse zijn datte n’één méér betaal as de n’ander. Ze zijn al an’t zeure over de leutneutbonne vor kommede Vastenavend.

Wana, k’zijn bang datte mense dees winter éél koud worre en dasse gineens de werremte van kommede Vastenavend kenne voele.

Kessemis is altij zo mooi mee lichies, kerstbòòme, lachende mense mee “foute” kersttruie of op d’r páásbest. Mar dees jaar is alles stil en koud.

Wana, kende gij niks doen?

Een klein kreukeltje,

Drieste Dirk.

 

Dirk had zijn jas en shawl weer aan en omgedaan. Hij zou naar de Zeekant lopen, daar was vast een brievenbus voor Wana.

Zo liep hij door de vrieskou naar het Scheld. Eenmaal daar aangekomen keek hij om zich heen, maar al wat hij zag, geen enkele brievenbus. Ach, wat had hij ook gedacht. Zijn vader riep al jaren dat Wana helemaal niet bestond en lachte hem uit als hij vol trots over het gerijke van de Bergse heks had gesproken. Hij keek nog eens naar de brief en in een vlaag van frustratie gooide hij hem in de prullenbak die vlak bij hem stond. Hij schudde het hoofd en sjokte langzaam naar huis.

Even later landde een grote kraai op de prullenbak. Met zijn zwarte snavel pakte hij de verfrommelde brief op en vloog weg richting slikken. Hij landde op een van de schorren en stiet een luide kreet uit. Vanuit een van de slikken kwam een logge krab aan schuifelen. Nogmaals liet de kraai een luide kreet horen terwijl de krab zijn scharen kruiste. Vervolgens pakte hij met een schaar het propje papier uit de bek van de kraai en verdween weer in de slikken. De kraai steeg op en vloog de wijk de Zeekant weer in.

Het rommelde op het scheld. Je kon het zien aan de woeste golven, terwijl er toch helemaal geen storm was. Diep in het paleis in de slikken was Wana woest. Wat was dit nou? Zonder het kerstfeest om de harten van de mensen op te wamen, zou het ook maar een koud Vastenavendfeest worden. En er was niemand die opstond om er iets aan te doen, behalve dit kleine kreukeltje met de naam Dirk. Nee, dit kon ze niet laten gebeuren, ze moest er iets aan doen. Dus riep ze al haar dienaren bij zich. Het was al vroeg in de ochtend, maar nog wel donker, toen ze wisten wat hen te doen stond. Zelf haastte ze zich naar haar kookpot.

Toen ze klaar was, riep ze haar grote kraai bij zich met heel zijn familie. Ze kregen allemaal een klein potje om de nek en ze vlogen weg.

Het was heel speciaal “Leut-en-werremte-poeier”. De kraaien strooiden dit uit over heel de stad Bergen op Zoom. Stante pede werden de harten van de mensen warm en hadden ze zin in een feest.

Ondertussen was een hele troep krabben de stad ingetogen. Hele slierten zeewier werden rondom lantaarnpalen gevlochten, langs deurposten en raamkozijnen. De krabben braken in bij de winkels en horeca en versierden alles. Zelfs de Peperbus werd speciaal aangekleed. Het zeewier was bekleed met allerlei kreukels, schelpen en zeesterren. Ze gaven licht. Dit was wel de mooiste kerstversiering die er ooit was geweest.

Toen de mensen wakker werden, waren ze vrolijk. De stad was warm en licht. Het leek zelfs of de temperatuur aangenamer was en iedereen had zin in het feest en had een glimlach op zijn of haar gezicht. Iedereen groette elkaar met omhelzingen.

Dirk, g’ed post, t’is van Wana.’ Dirk haastte zich naar beneden toen zijn vader riep. Het was een bruine envelop, dichtgebonden met een streng zeewier. 

“aan mijn trouw kreukeltje Dirk” stond er op de envelop te lezen, met als afzender “WANA”.

Met bevende handen opende Dirk voorzichtig de envelop en las de brief die er in zat:

 

Beste Dirk, 

 

Mee trane in me n’òòge ebbik jouw briefke geleze. Bekant was de winterwerremte verlore gegaan en ad de Vastenavend gevaar gelòòpe. Glukkig edde gij mijn gewaarschuuwd en ebbik in kenne grijpe.

Best kreukeltje, gij ed ’t art vor Vastenavend en ge zit vor altij in mijn ‘art. Nou wittik ’t zeker, wie de jeugd ed, ed de toekomst.

 

Dagge bedankt zijd da witte

 

Wana

 

En zo had Wana kerstmis gered.