Hebben ze jou ook wel eens gevraagd wat het verschil is tussen de Bergse Vastenavend en carnaval?
Op www.bozinbeeld.nl staan veel artikelen, verslagen, interviews en vooral veel galerijen met foto’s die te maken hebben met Vastenavend.
Browse naar hartenlust, door in de zoekfunctie kreten en namen, zoals in dit document genoemd, in te voeren en te zoeken. Laten we eens inzoomen op dit Bergse volksfeest
In het zuiden van Nederland wordt uitbundig carnaval gevierd, meestal als het inluiden van de vastenperiode. Deze periode begint op Aswoensdag en gaat 40 dagen vooraf aan Pasen. Het is van oorsprong dan ook een echt carnavalsfeest. In Bergen op Zoom wordt dit feest Vastenavend genoemd. De echte Vastenavend dagen zijn:
- Zaterdag - Intocht: de dag dat de Prins zijn intrede doet en van de burgemeester officieel de “Sleutel van de stad” ontvangt. Het Vastenavendfeest barst in alle uitbundigheid los en de Prins os dan de heerser van de stad.
- Zondag: Deze dag wordt gebruikt om het feest te vieren en te “dweilen”.
- Maandag – Kindervastenavend: Op de middag is er een speciaal evenement op de Grote Markt speciaal voor de kinderen; een soort kijk- en luisterspel
- Dinsdag – De Optocht en de Sluiting: In de middag is er een grote optocht van speciale grote carnavalswagens, kleinere, muziekpandjes, loopgroepen en individuen. De Sluiting is de afscheidsavond, waarbij de Prins de sleutel terug inlevert en iedereen naar de Grote Markt trekt, waar het einde plaats vindt.
Echter drie weekenden vooraf vindt het Neuzenbal plaats in een van de grootste evenementzalen van de regio. Tijdens dit bal wordt officieel het thema liedje bekend gemaakt. Gedurende die drie weekenden is het overal feest en vinden er veel bals plaats bij Bouwclubjes, Dweilbandjes en cafés. In Bergen op Zoom draagt het volksfeest de naam Vastenavend, een feest dat eigen tradities heeft en duidelijk afwijkt van andere locaties waar carnaval gevierd wordt.
Ten tijde van Vastenavend draagt de stad Bergen op Zoom een andere naam: Krabbegat. Deze naam is afkomstig van de plant de Meekrab, die gebruikt werd vanwege de kleur rood en waarmee de textiel geverfd werd. De inwoners van de stad krijgen gedurende de Vastenavend de naam Krabben. De kleintjes worden kreukeltjes genoemd.
Muziek
In tegenstelling tot andere steden in Noord-Brabant worden er in Bergen op Zoom géén liederen uit andere steden gespeeld. Zo ook geen "landelijke" zogenaamde carnavalskrakers als het "Paard in de gang". De muziek die wel gespeeld wordt zijn de eigen Vastenavend liedjes van vorige jaren. De muziek wordt gespeeld door een zogenoemde 'Dweilband', welke in die hoedanigheid ook in andere steden teruggevonden kan worden. Zij bevatten vooral blaasinstrumenten en percussie-instrumenten. Tezamen trekken zij al spelend door de binnenstad. Er zijn heel wat van die dweilbandjes in de regio Bergen op zoom. Zij repeteren het hele jaar speciaal voor het Vastenavend feest. En gedurende Vastenavend begeven zij zich door de straten en over pleinen, waarbij ze kroeg na kroeg bezoeken en de mensen tot het "dweilen" verleiden.
Dialect
Tijdens de Vastenavend spreekt men voornamelijk het plaatselijk dialect: Bergs. Het Motto, de carnavalslieden en publieke toespraken zijn allen in dit dialect.
Kleding
Onderscheidend in vergelijking met andere steden in Noord-Brabant is de klederdracht. Deze omvat uitsluitend oude kledij. Deze kleding bestaat heel vaak uit een blauwe boerenkiel, een traditionele rood met witte strepen getooide zakdoek met de knoop naar voren, en vaak een oud gordijn, of wel een stuk vitrage, rond de nek en vaak ook om de middel. Vanwege de kou, die je vaak in deze periode van het jaar treft, doen met name de vrouwen tegenwoordig wel een bontjas (haast altijd nep) aan over hun kleding. Veel mensen doen ook vaak een soort hoedje op, veelal versierd met allerlei attributen en dergelijke. Lampekappen zie je vaak, evenals vogelkooitjes.
Wanneer men toch verkleed gaat als bijvoorbeeld Superman of een Prinses, zal deze vreemd aangekeken worden, omdat dit verre van gebruikelijk is. De traditie oude kleding te dragen komt van na de Tweede Wereldoorlog. Destijds had men sterk de behoefte het oude volksfeest te vieren, maar bij een gebrek aan traditionele carnavalskleding droeg men oude jassen en vitrages.
Personages
Gebruikelijk binnen het carnavalsfeest worden er verschillende personages opgevoerd, die veelal gebaseerd zijn op lokale folklore. In Bergen op Zoom zijn dit de Prins, diens knullige assistent de Nar, hoofd politiezaken Steketee, D'n Gróótste Boer en heks Wana. Laatstgenoemde is een figuur uit een lokaal verhaal, De Heks van Reimerswaal.
In Bergen op Zoom wordt het feest strikt georganiseerd door een Stichting: Stichting Vastenavend.
Zij houden de tradities in stand en organiseren alle officiële evenementen. Deze organisatie loopt als een rode draad door het hele Vastenavendfeest.
Natuurlijk zijn er wel kroegen en bandjes en dergelijke die eigen bals of avonden organiseren, maar de meesten doen dit met respect naar de erkende tradities en met medeweten van de Stichting. Bij jubilarissen van dweilbandjes en bouwclubs, bezoeken ook altijd de notabelen van de Stichting een dergelijk jubileumfeest.
Stichting Vastenavend heeft dit over het Vastenavendfeest te vertellen:
Vastenavend is eeuwig!
Vastenavend bestaat als sinds mensenheugenis. Het werd al gevierd toen onze eerste voorvaderen de laatste sneeuw voor hun hol zag smelten en de vroege voorjaarslucht hun jachtvelden weer vrij gaf. Chinezen vierden het, Egyptenaren, Eskimo’s, Indianen.... Allen op hun eigen manier.
Ruim vijfhonderd jaar geleden kreeg Vastenavend ook in Bergen op Zoom een eigen gezicht. In het regionaal archief van de stad kan mijn in oude documenten lezen dat het bestuur van de stad, toen de magistraat geheten, al gewend was om Vastenavend te vieren. In 1413 reed er tijdens Vastenavend al een Blauwe Schuit door de straten van de stad. De Blauwe Schuit, een boot op wielen, stond onder leiding van een kapitein die de Heer van Keijenburg werd genoemd. En ook nu nog rijdt de Blauwe Schuit mee in de Bergse Vastenavendintocht en –optocht.
Ook zijn er rekeningen terug te vinden van feesten uit de late vijftiende eeuw. Feesten van én voor de Heer van Bergen op Zoom, Jan van Glymes, beter bekend als Jan metten Lippe. In die oude documenten wordt ook al over Vastenavend geschreven. De Bergse rederijkerskamer “De Vreugdebloeme” speelde al in 1475 een een vastenavendspel over de scheppingsdagen. Rederijkers waren amateurdichters en voordrachtkunstenaars die zich in gildeverband bezig hielden met het schrijven van gedichten en toneelspelen. Hierna werd “De Vreugdebloeme” door gevraagd om de vier feesten die ieder jaar werden gehouden te organiseren.
Met de franse slag de 19e eeuw in...
De Franse bezetters van 1795 brachten Vastenavend weer terug in de stad en in 1809 vierden men Vastenavend als nooit tevoren. Tussen 1820 en 1830 richtten hoveniers (tuinders en boeren) hun eigen spaarclubjes op, de zogenoemde “teerklupkes”. Hoveniers kwamen op zondag na de katholieke Hoogmis bij elkaar in hun eigen stamcafé. Na een middagje kaarten en gezellig kletsen doneerden ze wat kleingeld in een kastje met genummerde gleuven, dat aan de muur hing op een prominente plaats in het café. Als Vastenavend zich aankondigde werd het kleingeld uit dat kastje gehaald en de feestavond die ze met dat gespaarde geld konden vieren noemde men “de teeravend”. Door deze “teerklupkes” werd Vastenavend levend gehouden en Vastenavend is nooit meer weg geweest uit onze stad. Latere teerklupkes die bekend werden zijn Eensgezindheid, Livato, Onderlinge bijstand en De Vrijheid.
Feesten aan het begin van de 20e eeuw...
Na de Eerste Wereldoorlog werd er, ondanks hevig verzet vanuit de katholieke kerk, een echte organisatie voor het Vastenavendfeest opgezet. Toneelvereniging TOG (Tot Ons Genoegen) organiseert met een ‘carnavalscomité’ een intocht en een optocht. De rol van Prins werd gespeeld door een hier gelegerd garnizoensofficier, kapitein Warringa. Bij zijn intocht werd hij begeleid door andere officieren van het garnizoen. In die tijd was er ook al een nar en een Grootste Boer. Bergenaren droegen tijdens Vastenavend ook al de erenaam “Krabben” en logischerwijs veranderde de stadsnaam Bergen op Zoom in “’t Krabbegat”.
De Verdediging van Carnaval
Het is 1928. De jonge Bergenaar Willem Asselbergs vierde, kort nadat hij gestopt was met zijn priesteropleiding, eindelek weer Vastenavend in zijn geboortestad Bergen op Zoom. En na een mooie, echte ‘Vastenavend’ (de dinsdagavond voor Aswoensdag) was hij zó vervuld van het feest dat hij zijn ervaringen en gedachten al in de nacht van dinsdag op woensdag in een schrift optekende. In de dagen daarna werkte hij het verder uit en ondertekende het manuscript met zijn pseudoniem Anton van Duinkerken. Enkele maanden later verscheen het als boek onder de toen uitdagende titel ‘De Verdediging van Carnaval’. Overheid en Kerk waren niet blij met het boek, maar het gaf Vastenavend een fundament wat nooit meer is afgebroken. In mijn boek Literaire glibberingen heb ik nog een stuk hiervan beschreven.
Na de Tweede Wereldoorlog: een nieuwe stijl!
Gedurende de Tweede Wereldoorlog was het verboden Vastenavend te vieren. Maar achter gesloten gordijnen van de Bergse huiskamers werd het wel gevierd en zo leefde het feest door in de harten van de Bergenaren. Na de bevrijding in 1945 stond men voor de vraag “hoe nu verder”. Er werd flink gediscussieerd tussen voor- en tegenstanders. De laatste waren vooral bang dat Bergenaren, “Krabben”, tijdens Vastenavend teveel uit de band zouden springen. Maar toch zag een kleine groep mensen kans om een nieuw begin te maken. Een nieuw begin, met een nieuw gezicht (een nieuwe smoel) en een nieuwe stijl van Vastenavend vieren.
Het doel: Vastenavend is één groot volksfeest voor iedereen. Daarom besloten de besturen van Vastenavendverenigingen en teerclubjes om te gaan samenwerken. Ze waren het erover eens dat er leiding gegeven moest worden aan het feest en dat er een Vastenavendoptocht moest komen die de toets der kritiek kon doorstaan. Mensen van het eerste uur waren: Cees Becht, Jac. Becht, Korneel Slootmans, Goof van Mastbergen en Jan van der Kreek.
De plannen werden voorgelegd aan de burgemeester én aan de deken van de katholieke kerk. De ontvangst was niet bepaald hartelijk; overheid en kerk waren bang dat het uit de hand zou lopen. Na lang overleg werd besloten dat er een voorlopig comité opgericht moest worden, dat de opdracht kreeg om veertig “te goeder naam en faam” bekendstaande Bergenaren te vinden, die borg zouden staan voor de nieuwe organisatie van het feest. Bovendien zou er een organisatie opgericht moeten worden die de leiding van het feest op zich zou nemen én het het goede voorbeeld zou geven in het vieren van Vastenavend.
Het Manifest
Zo is het beroemde “Manifest” ontstaan, een open brief aan alle Bergenaren waarin stond beschreven hoe het feest gevierd zou moeten worden. In januari 1946 werd ook de Stichting Vastenavend opgericht. Het eerste bestuur werd gevormd door de mensen van het eerste uur en Willem Besling (d’n Bes) werd als secretaris toegevoegd. Dit bestuur heeft het fundament gelegd van de Vastenavend, zoals we dat vandaag de dag nog vieren.
Op zaterdag 2 maart 1946, ‘s middags om 3 uur kwam de eerste (na-oorlogse) Prins de oude Bergse haven binnen gevaren op een hoogaars (een Bergse vissersschuit); Prins Nilles I! Op een arreslee werd Prins Nilles I naar de Grote Markt gereden en de boeren in zijn gevolg volgden op priksleden. Voor de pui van het stadhuis kreeg de Prins van burgemeester Witte de sleutel van de ‘vesting Bergen op Zoom’ overhandigd. Na vijfhonderd jaar kreeg een carnavalsprins eindelijk een officieel ontvangst door het stadsbestuur. De stad zou voor vier dagen in handen zijn van de “leut”. Diezelfde avond werd er op diverse bals en in café’s het “Agge Mar Leut Et” geïntroduceerd als dé vastenavendgroet in ’t Krabbegat. Een groet waarbij de duim tegen de neus wordt gehouden en de vingers van de hand zover mogelijk uitgestrekt zijn.
Hoe Vastenavend verder groeide…
In de jaren na 1946 werd ieder jaar wel iets toegevoegd aan het feest; een intocht per trein en de “Ellef Gebooje” (1947), het Neuzebal en het “Valle van de Kraai” (1948), de Vastenavendkrant, Steketee en de Dweilploeg (1949), de adjudanten (1950) en het bleef maar groeien. De jaren vijftig waarin nog veel meer op poten werd gezet, de jaren zestig die daar weer op verder bouwden, de jaren zeventig waarin allerlei vernieuwingen werden doorgevoerd... teveel om op te noemen!
Nieuwsgierig naar nog meer geschiedenis en achtergronden van de Bergse Vastenavend? Er is heel veel terug te vinden in het boek “Ge Wit Nie Wagge Ziet, 55 jare Vastenavend in ’t Krabbegat”. Dit boek is nog verkrijgbaar bij het secretariaat van de Stichting Vastenavend, Postbus 1111, 4600 BC Bergen op Zoom. Je kan ook een e-mail sturen naar Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..
Tot zover de geschiedenis van ons carnaval en onze Vastenavend. Maar... dit is nog lang het eindpunt. Ieder jaar, iedere dag wordt er nog geschiedenis geschreven in het mooiste en het grootste feest dat ons Krabbegat kent; Vastenavend! Want het is echt waar, Vastenavend is eeuwig!
De smaakmakers van de Bergse Vastenavend
Als je een paarse limousine in de weken tussen het Neuzebal en de officiële Sluiting door de Bergse straatjes ziet 'glijden', dan weet je dat de chauffeur van de 'Pèèrse' (zoals deze limousine wel wordt genoemd) de hoofdrolspelers van de Vastenavend vervoert.
Steketee en de Nar zitten voorin, achter de chauffeur zit de Gròòtste Boer en naast hem, rechts achterin Prins Nilles III in het bijzijn van een of twee van zijn adjudanten. Allemaal tesamen worden ze ook wel het 'officiële gedeelte' genoemd. In de 'Pèèrse' wordt de route besproken en het bezoek voorbereid.
Bij de grote toeren zie je daar steevast de paarse dubbeldekker achteraan rijden, waarin de boeren van de Stichting Vastenavend zitten en natuurlijk ook de boerinnekes die voor de verkoop van de veldtekens mee op tour gaan.
De Prins
De Prins draagt het Koninklijke Gezag uit, want met Vastenavond regeert hij over het Krabbegat. De Prins spreekt men aan als Hoogheid, maar zijn Koninklijke titel is:
Zijne koneklukke Oòg'eid Prins Wannes d'n derde
Eer van de Kop van't Oòfd totte Kongo en van de Noordschans totte Zuidschans
Prinselek Potentaat van d'n Potas, redder van de rede van Reimerswaal
Kommandeur van De Kaai
Gròòt Vliegenier bove de Binneschelde, 't ouwe Zwembad, de Kiekedepot en de Kogelvangers
Eerser van de luchte n'én de lande bij de Bekaf
Opper-Toewan van alle trommelèèrs, tutterèèrs en tjeppers
Barrem'arteg bescherrem'eer van alle Stééngoeie Dweile
Enz., enz., enz.
De Prins woont zogezegd in het Slikpaleis dat ergens onder water bij de Schorre van de Schelde moet zijn. Het is niet precies bekend hoe dat Slikpaleis er uit ziet, maar het mooie is dat ieder kind je dat kan vertellen!
Met de elfde van de elfde, op 11 november, wordt de Prins ieder jaar gekozen en bij de Geit van Mie d’n Os verschijnt hij dan voor het eerst incognito; gewoon in een blauwe boerenkiel, ‘n zuidwester met een grote, witte struisvogelveer, op zijn rug een visnet van over de schouders en ‘n grote gouden krab die om zijn nek ‘hangt. De Prins gaat dan weer terug naar het Slikpaleis tot drie weke vóór de Vastenavond en verschijnt weer op het Neuzenbal. Op deze avond presenteert de Prins het nieuwe Vastenavondliedje en oefent dat met alle Krabben. De weken voor de echte Vastenavond is hij herkenbaar net zoals op de avond van de elfde van de elfde; in zijn blauwe boerenkiel, zijn zuidwester, zijn gouden krab en zijn visnet waar mee hij de Krabben vangt om ze mee te nemen... de Vastenavond in!
En dan komt de Intocht... dan zie je hem in een heel ander pak. ‘n Schitterend rood-wit prinsenpak en op zijn hoofd een echte kroon. In dat pak en met een grote bos tulpen in de hand straalt hij als het ware uit, dat de winter voorbij is en de lente er aan gaat komen.
Op de pui van het stadhuis krijgt de Prins van de burgemeester de stadssleutel overhandigd en regeert de leut vier dage over de stad, in die dagen het Krabbegat genoemd. Tot en met het vallen van de Kraai, dinsdags om 23.30, daags voor Aswoensdag, is de Prins de voornaamste gast op alle bals en op alle plaatsen en gelegenheden waar hij verschijnt. Met de Kindervastenavond, op maandagmiddag speelt hij de held van de kinderen en met de Optocht, op dinsdagmiddag staat de Prins hoog bovenop zijn speciaal voor hem gemaakte prinsenwagen, die ieder jaar weer opnieuw voor hem wordt gebouwd. Om er voor te zorgen dat alles ‘ordentelijk’ verloopt wordt de Prins geassisteerd door vier adjudanten die hem hierin bijstaan.
De Nar
De Nar hoort bij de Prins als muziek bij de Vastenavond, als dweilen op maandagavond of als worst bij de boerenkool! Maar de Nar is veel meer dan een kleurrijk plaatje naast de Prins. Hij is de enige in het gevolg die zich niet aan alle regeltjes hoeft te houden! De Nar heeft het recht om met alles en iedereen de draak te steken en is niet vies van de goede hekel. Hij doet dan ook, letterlijk en figuurlijk alles binnenstebuiten-achterstevoren-ondersteboven-tussendoor-en-bovenlangst, en dat alles nog eens in de verkeerde volgorde!
Zijn kleurrijk pak is gemakt in de roodgroene kleuren van de stad. En het wapen van Bergen op Zoom hangt ondersteboven op zijn borst met op zijn hoofd de alom bekende narrenkap met ezelsoren. Je ziet de Nar ook nooit zonder zijn narrenstokje. Daarmee wekt hij de schijn op dat hij heel voornaam is. Prinsen hadden vroeger ook scepters. Mar dat Narrenstokje... is gewoon een oude stoelpoot met kleurige linten en opgeblazen varkensblazen. Goudkleurig! De Nar springt heen en weer as ‘n vlooi op ’n keeshond, springt dikwijls op tafel om ’n pakkende opmerking te maken of ’n spottend liedje te zingen.
De Grootste Boer
De Grootste Boer is de vertegenwoordiger van alle Krabben tijdens de Vastenavond. Zeg mar ’n soort Vastenavondburgemeester. Binnen de Stichting Vastenavond is hij de baas van de Boerenploeg (zoals het gevolg van de Prins ook wel wordt genoemd). Op zijn deftige zwarte boerenkostuum draagt de Grootste Boer daarom ’n paar belangrijke attributen.
Om te beginne een rangeertutter, daarmee voert hij de Boerenploeg aan en vraagt de aandacht als de Prins gaat spreken. Dan zijn blinkend schild op de borst, ’n zilveren schild waarop ieder jaar het veldteken van het motto staat afgebeeld. Hiermee wordt de belangrijkheid van zijn functie aangegeven. Het bontje, de hermelijn rond zijn nek, draagt de Grootste Boer om duidelijk te maken dat men het niet te bont mag maken tijdens Vastenavond. De Grootste Boer zie je altijd met zijn onafscheidelijke paraplu. Een met spruitjes en wortels versierde parasol, waarmee hij laat zien dat de Vastenavond het feest van de omgekeerde wereld is; ’n parasol gebruik je in de zomer en niet in de winterse februari! Naast dat chique pak heeft de Grootste Boer ook nog ‘n oud biezen koffertje bij zich, waar zijn beroemde “Ellef Gebòòje” in zitten. Elf geboden waar de Vastenavondvierder zich aan dient te houden in die vier dagen. En ook niet te vergeten: de Grootste Boer draagt altijd ’n gazen masker. Het masker is ontegenzeglijk één van de meest wezenlijke kenmerken van de Bergen op Zoomse Vastenavend.
De Grootste Boer ontvangt op zaterdagmiddag, namens alle Krabben, de Prins op het Station en biedt hem ieder jaar zijn eigen, unieke Prinsenwage aan om zo de stad in te trekken en op de Mart de sleutel in ontvangst te nemen van de burgemeester. Ook de Grootste Boer rijdt in de Intocht met zijn eigen wagen. Meestal ’n leutige vertaling van ‘n gezegde of ’n spreuk. Soms heeft het met het motto te maken, maar vaak ook bedoeld als politieke knipoog.
Op de Mart aangekomen leest hij op de pui van het Stadhuis de ’Ellef gebòòje’ voor. Even later, maar dan vanaf het biljart van ‘Hotel De Draak’, praat hij de Prins bij over wat er allemaal is gebeurd het afgelopen jaar. De Bergse politiek krijgt dan op ’n leutige manier, soms mild, soms pittig, van onder uit de zak!
In het begin van de avond ontvangt de Grootste Boer de Gemeenteraad, de Boerenploeg en genode gasten voor de Boerenmaaltijd in de fraaie Hofzaal van het Markiezenhof. Iedereen krijgt ‘n bord boerenkool met worst en twee flesjes bier. Als ‘nagerecht’ trakteert de Grootste Boer op gevatte, diepzinnige, gevoelige praatjes en liedjes.
Steketee
Steketee is de altijd en overal vooraan lopende Vastenavondpolitie . Maar wel ‘n politieagent die meer lol dan gezag uitstraalt! Zijn blauwe politiepak is bezaaid met alle mogelijke medailles en onderscheidingen zodat je zijn pak amper meer ziet. Op zijn altijd lachende kop draagt Steketee een oud model politiehelm. Dweilend en zwaaiend met zijn botte sabel maakt de Vastenavondpolitie ruim baan voor de leut. Steketee staat erg goed met zichzelf en is ervan overtuigd net zo dapper te zijn als voornaam. In feite is zijn taak om met Vastenavond het chagrijn op te sporen, maar op het einde van Vastenavond rapporteert hij ieder jaar: “…geen wanklank gezien!”
De voorzitter
De voorzitter van de Stichting Vastenavond is niet de eerste de beste en heeft in het verleden dan ook wel bewezen dat het een vent van staal is waar dat je niet zomaar omheen kan. Het zijn altijd ervaren rotten die het klappen van de zweep kennen, die de Vastenavond in het bloed hebben, alles en alles hebben meegemaakt, weten wat het feest inhoudt en zeker wat het nodig heeft. De voorzitter zit niet alleen het bestuur voor maar is daarnaast ook nog lid van één van de vier commissies binnen de Stichting Vastenavend.
Op die manier houdt de voorzitter het gevoel met de werkvloer net zoals zijn secretaris en zijn penningmeester die ook commissieleden zijn. Samen vormen ze het dagelijks bestuur. De voorzitter van de Stichting Vastenavond is naar buiten toe voor wat betreft zaken met de gemeente en naar de pers het eerste aanspreekpunt. Contacten met de bouwers en oog voor de muzikanten is daar bovenop eveneens vereist. De voorzitter is nadrukkelijk aanwezig als ceremoniemeester op de Hofavend, als verstandige spreker tijdens de Boerenmaaltijd en als regisseur tijdens de Sluiting. De voorzitter is herkenbaar aan zijn chique hoge hoed met kleurige linten en ook vaak aan zijn lengte en imposante postuur. Vandaar: een vent waar je niet zo een, twee, drie, om heen kunt!
De adjudanten
Vier man sterk die bescheiden op de achtergrond, vanaf het Neuzebal tot en met het Vallen van de Kraai ervoor zorgen dat de Prins zijn handen vrij heeft in het uitvoeren van al zijn taken.
Dat de Prins zijn natje en droogje op tijd krijgt, dat zijn winterjas wordt aangepakt als hij ergens officieel moet verschijnen, dat het bosje bloemen er op tijd is en dat er vanuit de Stichting Vastenavond attenties zijn voor jubilerende verenigingen en jubilarissen.
Ook assisteren de adjudanten om de uitnodigingen die de Prins de deur uit moet doen voor de Hofavend te verspreiden onder de Boeren van de Leutige Ploeg. Daarnaast staan ze het Prinseske, de partner van de Prins, bij, die gedurende de vier dagen van de Vastenavond een officiële rol heeft.
En natuurlek wordt er door de Gròòtste Boer, de Nar en Steketee ook vaak een beroep op de adjudanten gedaan. Zo zijn ze met acht man, drie en een halve week, dag in dag uit, op pad.
Druk bezig
Je moet je voorstellen dat met name boven vernoemde personen haast dag en nacht in de weer zijn sinds “Neuzenbal”. Dat betekent dus drie hele drukke weken, waarin ze ziekenhuizen bezoeken, scholen, allerlei bals en dergelijke, maar ook bij haast alle evenementen die in deze periode georganiseerd worden. De Stichting Vastenavend doet ook veel aandacht vragen voor allerlei goede doelen en de gerelateerde acties. Ze gaan op bezoek bij radio en tv om te promoten en dergelijke. Vanuit de Stichting wordt ook een heel dagelijks tv-programma georganiseerd, genaamd Pepernoot, in samenwerking met onze regionale Radio en TV omroep.
Een stapje in de geschiedenis als we even wikepedia bezoeken:
Middeleeuwse feesten (1413-1580)
De eerste schriftelijke vermelding naar de Bergse Vastenavend dateert uit 1413, toen het stadsbestuur een muzikant betaalde voor een optreden tijdens het vastenavendfeest. Hoewel er door de stadsbrand van 1397 geen schriftelijke bewijzen zijn voor het vieren van het vastenavendfeest voor 1413 wordt aangenomen dat ook voor deze tijd al sprake was van festiviteiten.
Uit tekeningen en archiefmateriaal blijkt dat het stadsbestuur rond het eind van de 15e eeuw ieder jaar feestmalen rond de vastenavendviering organiseerde. Onder het bewind van Heer van Bergen Jan II van Glymes werden grote feesten georganiseerd, waarbij ieder jaar een of meerdere personen die van groot belang waren voor de stad werden uitgenodigd. Hieronder vielen onder anderen de bisschop van Luik, leden van de Raad van Brabant en de courtmeester van Engeland. De maaltijden werden opgeluisterd met voorstellingen door het rederijkersgilde 'De Vreugdebloeme', die hun gasten op humoristische wijze bezighielden. Hoewel 'De Vreugdebloeme' pas vanaf 1497 een gilde vormde, werd er in 1475 al verwezen naar een vastenavendoptreden van het gezelschap.
Veel discussie is er omtrent het bestaan van de Blauwe Schuit. Hierover zou in 1413 door de dichter Jacob van Oestvoren melding zijn gemaakt. Hoewel er geen archiefmateriaal over bestaat en de datering van het gedicht mogelijk vervalst is, suggereren verschillende publicaties dat er een blauw geverfde boot op wielen door de straten van Bergen op Zoom reed. Zeker is dat deze Blauwe Schuit in 1534 opnieuw werd geverfd en voorzien van wapenschilden. Sinds 1946 rijdt er bovendien opnieuw een Blauwe Schuit door de Bergse straten tijdens de vastenavend.
In de eerste helft van 16e eeuw kreeg het Bergse stadsbestuur steeds meer financiële problemen. In 1530 werd besloten dat het bestuur niet langer de maaltijden voor het vastenavendfeest zou bekostigen.
De protestantse periode (1580-1795)
Met de hervormingen van 1580 kwamen de vastenavendvieringen in zwaar weer terecht. Hoewel de protestantse kerk aanvankelijk nog wel enige aan vastenavend gerelateerde activiteiten toestond werd veelvuldig geprobeerd de festiviteiten de kop in te drukken. Aan het begin van de 17e eeuw werd het dragen van maskers op straffe van 6 gulden verboden. In 1646 merkte het stadsbestuur weer vele overtredingen op en in de decennia hierna werden de verbodsbepalingen meerdere malen opnieuw uitgevaardigd. In 1726 werden naast het dragen van maskers alle vastenavendactiviteiten verboden, met een geldboete van 25 gulden voor iedere overtreder.
Hoewel het vieren van vastenavend op straat dus verboden werd, bleek het stadsbestuur maar moeilijk in staat de festiviteiten echt de kop in te drukken. Bovendien wordt aangenomen dat vastenavend binnenshuis gewoon gevierd werd.
Negentiende-eeuwse bals (1795-1900)
Met de komst van de Franse bezetting in 1795 keerde de vastenavend weer langzaam terug in het openbare leven. Zo was het vanaf het begin van de 19e eeuw niet langer verboden om verkleed de straat op te gaan, al werd dit alleen toegestaan op de maandag en dinsdag voor Aswoensdag en mocht men zich niet verkleden als soldaat of geestelijke.
De viering van vastenavend in deze periode werd grotendeels beïnvloed door de hoveniers. Deze trokken met vrolijk versierde karren naar de stad en reden daar, vergezeld door verscheidene muziekgroepen, een rondje. Bovendien richtten de hoveniers in de periode vanaf 1820 zogenaamde Teerclubjes op. Dit waren een soort van spaarverenigingen, waarbij verschillende hoveniers elkaar na de zondagsmis in hun stamcafé troffen. Tijdens deze bijeenkomsten stopte iedere hovenier een paar centen in een kastje. Rond de vastenavend werden deze kastjes geleegd en werd het geld gebruikt voor het bekostigen van een feestavond.
Deze feestavonden, die tot wel drie weken voor de vastenavend gehouden konden worden, stonden voor het grootste gedeelte in het teken van de gemaskerde bals. Hiervoor diende vaak entreegeld betaald te worden, waarvan het gebruikelijk was dat een gedeelte naar een goed doel zou gaan. De gemaskerde bals waren over het algemeen vrij deftig: er werd gestijldanst, klassieke muziek gespeeld en wijn en punch gedronken. Bovendien werden er op deze feesten vaak verschillende komische sketches opgevoerd.
In deze periode, omstreeks 1890, ontstond ook de term ‘dweilen’ (verkleed en zingend op straat). Deze term kwam voort uit de verschillende gemaskerde groepen die al zingend van bal naar bal trokken en hierbij niet zelden een straatoptreden verzorgden van een komische act. Door het grote aantal bals werd ook dit op den duur een veel geziene en goed gewaardeerd onderdeel van de vastenavend.
Op 26 februari 1895 werd de eerste georganiseerde optocht gehouden, die werd verzorgd door de een jaar eerder opgerichte Vereniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer voor Bergen op Zoom en Omstreken. De optocht werd verzorgd door 300 man, 10 wagens en 15 paarden en werd geopend door de voor het eerst aanwezige Prins Carnaval.
Eerste helft 20ste eeuw (1900-1945)
Vanaf 1905 kwam de organisatie van de optocht in het slop en verdween de optocht in zijn geheel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog en de periode daarna werd het dragen van maskers en het organiseren van openbare bals bovendien verboden. Wel bleven enkele besloten bals bestaan.
Pas in 1920 werd het vieren van vastenavend weer (deels) toegestaan. Men mocht zich op de maandag en dinsdag weer verkleden, al was het verboden gekleed te gaan als iemand van het andere geslacht. Dit leidde in 1930 zelfs tot een gerechtelijk proces tegen enkele vrouwen die waren aangeklaagd door de Rooms-katholieke deken, hoewel de vrouwen uiteindelijk niet veroordeeld werden. De periode tussen de twee Wereldoorlogen werd gekenmerkt door een grote discussie over het wel of niet vieren van de vastenavend. In de gemeenteraad waren er verscheidene voorstanders voor een verbod op de vastenavendsviering, zoals die er ook in veel andere steden was. Een groot voorstander in de discussie was de Bergse schrijver Willem Asselbergs die in 1928 onder zijn pseudoniem Anton van Duinkerken het boek “De Verdediging van Carnaval” schreef, waarmee hij op flinke kritiek kon rekenen van de katholieke overheid. Het boek werd in de meeste plaatsen verboden.
De vastenavend in Bergen op Zoom werd na de Eerste Wereldoorlog voornamelijk georganiseerd door een comité van de toneelvereniging Tot Ons Genoegen (TOG), dat ook wel de bijnaam “de leutige ploeg” had. Dit comité organiseerde de intocht en optocht en koos de prins en zijn gezelschap. Van 1922 tot 1939 werd de rol van Prins vertolkt door S. Warringa, die op zaterdagmiddag van het station werd opgehaald en in een door paarden getrokken wagen met daarop een grote krab naar de Grote Markt werd vervoerd. Aldaar gaf de Gròòtste Boer een toespraak.
Met het begin van de Tweede Wereldoorlog kwam aan alle festiviteiten een abrupt einde. Hoewel in 1939 nog een verzoek werd ingediend tot het houden van een intocht en optocht, is hier nooit een reactie op gekomen. Het dragen van maskers, maar ook het maken van muziek op straat was bovendien verboden. Wel werd achter gesloten deuren nog vastenavend gevierd.
Vastenavend na de Tweede Wereldoorlog (1946-heden)
Direct na de oorlog laaide de discussie voor het wel of niet vieren van vastenavend weer op. Er werd een initiatiefcommissie opgericht onder leiding van Kees Becht. Na moeizaam overleg met de gemeente en de katholieke overheid kreeg het comité toestemming tot het organiseren van het feest. Hiervoor moest het comité echter wel komen met de aanbevelingen van 40 Bergenaren ter goeder naam en moest er een goede organisatievorm gekozen worden. De Stichting Vastenavend kon uiteindelijk in januari 1946 opgericht worden.
Omdat veel tegenstanders bang waren dat het feest uit de hand zou lopen stelde de Stichting Vastenavend bovendien een manifest op. Hierin stond hoe vastenavend vanaf dan gevierd zou worden. Dit manifest is nog steeds de basis voor de Bergse vastenavend. Op 2 maart 1946 werd Prins Nilles 1, de eerste naoorlogse prins, op een traditionele Bergse vissersschuit de stad in gevaren. Op een arrenslee werd de prins naar het stadhuis gereden, alwaar hij van de burgemeester van Bergen op Zoom de sleutel van de stad ontving. Het was voor het eerst in vijfhonderd jaar dat het stadsbestuur zich met de vastenavend bemoeide. Diezelfde dag werd bovendien de kreet “Agge mar leut et” (Als je maar plezier hebt) de Bergse vastenavendgroet, waarbij de duim van de uitgespreide (toen nog) rechterhand tegen de neus wordt gehouden, gepresenteerd.
wagen 1946 blauwe schuyte
In 1946 deed de "Blauwe Schuit" De Blauwe Schuit (geschiedenis) zijn intrede in de optocht en rijdt tot op heden[(sinds) wanneer?] elk jaar mee.
In de jaren na de oorlog werden steeds meer onderdelen toegevoegd aan de vastenavendsviering. Zo ziet politiefiguur Steketee in 1949 het levenslicht en wordt sinds 1948 het Neuzebal gevierd.
In 1953 werd de Vastenavend, uit solidariteit met de slachtoffers van de Watersnoodramp, afgelast. Ingezamelde gelden werden gebruikt om de slachtoffers van de ramp te helpen. De kreet “Agge mar leut et” is dat jaar omgezet in “Agge mar goed doet!”. Ook de netto-opbrengsten van de adverteerders in de in dat jaar uitgegeven aangepaste editie van de Vastenavendkrant werden afgedragen aan de actie “Agge mar goed doet!”.
Een ander belangrijk vehikel is Spuit Ellef.
Deze ouderwetse brandweerauto verschijnt tijdens de intocht en de optocht. Het is zaak om als bewoner dan ramen en deuren te sluiten, want de confetti wordt zo naar binnen gespoten. Het is altijd een feest als dit vehikel passeert. Trouwens, over passeren gesproken.... als Spuit Ellef eenmaal voorbij is ben je er nog niet van af... de wagen kan zo maar terugrijden en de wederom geopende deuren en ramen alsnog verrassen met een lading confetti snippers.
Iedere vastenavend sinds 1946 wordt voorzien van een speciaal motto. Dit motto dient als thema voor de vastenavend en het liedje, veldteken en kindervastenavend. De motto’s over de afgelopen jaren zijn:
o 1946: Nou zitte de boere vandaag op 'n sleeke
o 1947: Blòòte erreme en bééne
o 1948: Gif 's gauwkes
o 1949: Onze n'ouwe gasfebriek
o 1950: Kende gij me nie
o 1951: Me zakte deur de vloer
o 1952: Onze Peperbus et weer belle in z'n kop
o 1953: Me slaan weer 's lekker op de n'ol (is door de watersnood ramp: 'Agge Mar Goed Doet' geworden)
o 1954: Zij d'al besloge
o 1955: Wa d'emme toch 'n elleftal!
o 1956: Ei dèèr kom Steketee weer aan
o 1957: Kunde oe pertijke blaze
o 1958: Lat ons de blommekes 's buite zette
o 1959: Ik zijn mannekijn in 'n gerdijn
o 1960: Ettok weer op oew eupe
o 1961: Alles op z'n kop
o 1962: Ei lekkere dweil oe ist
o 1963: Rommetom de Vastenavend
o 1964: M'ebbe nou 'n nuuwe n'ave
o 1965: Me zijn d'r as de kiepe bij
o 1966: Edd'ok oewe slinger?
o 1967: Me zette de sokke d'r in
o 1968: Me zijn weer onder 'n oedje te vangen
o 1969: Me zulle da verreke weer wel wasse
o 1970: Me zijn er voor in de wieg geleed
o 1971: Me doen d'r nog 'n schupke n'op
o 1972: Me zijn weer onder de panne
o 1973: Latte poppekes danse
o 1974: H'aangekleed ga d'uit
o 1975: Me speule weer d'eerste fiejool
o 1976: Kreddut ok weer in oewe meule?
o 1977: Me steke de koppe bij mekare
o 1978: 't Is weer voor d'n bakker
o 1979: 't Samme weer 'n sirrekus worre
o 1980: In alles zit meziek in
o 1981: Zij d'ok weer in oewe knolletuin?
o 1982: Me gòòie n'onze nette n'uit
o 1983: Da samme 'n sport worre
o 1984: Al staat de Zeekant nog zo dròòg...
o 1985: Eddut of kreddut?
o 1986: Uit de kunst
o 1987: Krabbegat...Ge blef lache!
o 1988: Leut is troef
o 1989: Krabbe, lat oew eige nie kenne
o 1990: Wa d'n kemedie
o 1991: 't Is ier alle dage Kerremes
o 1992: Me zijn van alle marte tuis
o 1993: Me n'ebbe de tijd aan ons eige
o 1994: Leut sprikt alle tale
o 1995: Me zijn mè gin peerde meer t'ouwe
o 1996: Me n'ebbe n'alles in uis
o 1997: 't Springt de pan uit
o 1998: Krabbegat 'Avestad
o 1999: Ge leef d'ier as 'n vorst
o 2000: Ge wit nie wagge ziet
o 2001: Wa d'n 'uis 'ouwe
o 2002: 't Zittem ierzo in de grond
o 2003: Me zijn d'r voor geknipt
o 2004: Me blaze n's òòg van de tore!
o 2005: Ei, zummes danse
o 2006: Me komme n'uit 'n goei nest
o 2007: Vastenavend… wa d’n sprookje!
o 2008: Alles van stal!
o 2009: Vastenavend... da's pas vekansie!
o 2010: Da d'ouw d'oe jong!
o 2011: Dèèr mot op gezonge worre!
o 2012: Éémaal in de mode!
o 2013: Leut Bròòd en Speule!
o 2014: 'k Eb 't voorjaar in m'n kop!
o 2015: Dèèr emme vor deurgeleerd
o 2016: Me lòòpe d'r mee weg!
o 2017: Da's d'n aard van 't beesje!
o 2018: Mè d'éél oew art
o 2019: 't Is koers
o 2020: Dweil d'oew neus mar achternaar
o 2021: Me bloeie wir op!
o 2022: Leve n’in de brouwerij
Vaak worden deze motto's ook weergegeven in de Optocht die steevast op de laatste dag (dinsdag) van het Vastenavendfeest door de stad gereden wordt. Allerlei bouwkoten zijn een heel jaar bezig om de mooiste creaties vorm te geven. Het is vaak een traditie om bij zo'n bouwclub actief te zijn. De leden zijn dan ook erg trots op hun werk.
Lijst van Prins en gezelschap:
De Prins
o Prins Nilles I, Kees Becht (1946-1958)
o Prins Wannes I, Jan van Giels (1959-1964)
o Prins Nilles II, Cor Meerbach (1965-1976)
o Prins Miel I, Max Berger (1977-1983)
o Prins Manus I, Koert Damveld (1984-1995)
o Prins Wannes II, Bas van Oevelen (1996-2006)
o Prins Nilles III, Jeroen van Wijk (2007-2020)
o Prins Wannes III, Dirk Hopmans (2021-heden)
De Nar
o Wim van Broekhoven Sr. (1946-1949)
o Hans Sterk (1950)
o Marinus Boschman (1951)
o Jaques Touw (1952-1964)
o Wim van Broekhoven Jr.(1965-1976)
o Leo Hermans(1977-1996)
o Eric Elich (1997-2018)
o Diemer van Wijk (2019-heden)
De Gròòtste Boer
o Goof van Mastbergen (1946-1947)
o Sjef de Graauw (1948-1974)
o Wim van Vliet (1975-1988)
o Jan Koopman (1989-1999)
o Nol Leys (2000-2007)
o Kees Theunisse (2008-2016,2017)
o Joost Eykman (2017 - heden)
Steketee
o Janus Verhoeven (1949-1964)
o Rens van Tilborg (1965-1987)
o Jan Slokkers (1988-2002)
o Wally Sep (2003-2016)
o Dennis van Tilborg (2017 - heden)
Wana
o Toos van de Voorde - Verdult
o Anouk Sep
o Evelien Hoogeveen
Zullen we even "terugwandelen" in de afgelopen jaren en via beelden de Vastenavend tot leven brengen? Zomaar, als eerbetoon aan al die dweilbands, de bouwclubs en de bouwers, Stichting Vastenavend, de Bergse horeca en natuurlijk al die krabben en kreukeltjes. Dus open de eerste foto, kies vervolgs het icoontje diavoorstelling en laat veel leutige plaatjes aan je voorbij komen.