Het Natuurhistorisch en Volkenkundig Museum heeft deze week een mooie aanwinst in huis gekregen. Wie in de Bovenzaal van het oudenbossche museum omhoog kijkt, ziet aan het plafond het complete skelet van een bruinvis. Het vormt een prachtige aanvulling op de collectie.

Het bestuur van het NVMO is blij met de aanwinst, een langdurige bruikleen van Naturalis in Leiden. Enkele maanden geleden is geïnformeerd naar de mogelijkheden een bruinvisskelet naar Oudenbosch te halen, omdat Naturalis één van hun zalen waarin dergelijke skeletten waren tentoongesteld, zou herinrichten. De voorkeur van het NVMO ging uit naar de bruinvis, omdat dit een in nederlandse wateren voorkomende vis is. Hiermee heeft het museum een ontbrekend exemplaar van dit inheemse dier in de collectie.

Naturalis heeft recent meer objecten in bruikleen afgestaan, hetgeen tekenend is voor de goede relatie met de leidse instelling.

Bruinvissen, ook wel de ‘nederlandse dolfijn’ genoemd, zijn geen vissen en ze zijn ook niet bruin. De naam is dus wat vreemd. Vroeger werd gewoon alles wat in zee zwom 'vis' genoemd en alles wat donker van kleur was 'bruin'. De bruinvis (Phocoena phocoena) is een tandwalvis met een lengte van maximaal 1,80 meter en een gewicht van maximaal 60 kilogram. Het dier , dat ongeveer 15 tot 20 jaar oud wordt, heeft een witte buik, grijze bovenkant en zo’n 80 tot 100 tanden. Bruinvissen kwamen vroeger in grote aantallen voor langs onze kusten. Vanaf 1950 werden ze steeds zeldzamer, maar vanaf 1995 werden ze weer steeds vaker gezien. Nu is het de meest voorkomende walvisachtige van de Noordzee.

wetenswaardigheden

Vroeger werden bruinvissen ‘zeevarkens’ genoemd of varkensvis (de achternaam ‘Varke(n)visser’ is daarvan afkomstig). In het Duits heet de bruinvis nog steeds Schweinswal. In Brabantse archieven vindt men nog ‘waterverken’ als alternatieve benaming voor de bruinvis. Ondanks het feit dat het een zoogdier en dus geen vis is, stond de Roomskatholieke Kerk het eten van bruinvis tijdens de vasten en op vrijdagen toe. Tegenwoordig wordt bruinvis nog nauwelijks gegeten, maar in de middeleeuwen stond hij vaak op het menu: gekookt en vervolgens gevuld met veel kruiden zoals peper, saffraan en kaneel. Bruinvissen hebben een rugvin, een staartvin en twee borstvinnen. Een rugvin voor de stabiliteit, een staartvin om snelheid mee te maken en borstvinnen om mee te sturen. Een bruinvis zwemt meestal rustig, ongeveer 5 km per uur. Toch kan hij ook een sprintje trekken, dan kan hij zo’n 25 km per uur bereiken.