Page 20 - Over Berrege gesproken
P. 20

Een van de mannen keek naar De Draak en zag Willem zitten. Hij stootte z’n makker aan. Het duurde niet lang of alle vier
        hadden ze hun ogen op Willem gericht. Luidruchtig kwamen ze op hem af en pakten een stoel aan zijn tafel. Ze zetten

        zich neder met een bulderende lach en keken hem indringend aan. De man links van hem reikte zijn hand uit en pakte

        de kruik bier van Willem. Hij zette hem aan de mond en begon met gulzige teugen te drinken. Het bier droop langs zijn

        kin. De man aan de andere kant van Willem deed een greep in zijn bord en pakte een stuk vlees met zijn smerige hand.
        Met de andere gaf hij Willem een dreun op de schouder. “Nou, dat smaakt prima kerel. Bestel voor mij ook eens een

        kruik bier. Ik heb wel dorst.” Lachend keek hij zijn maten aan. Willem had alle zin al verloren. Hij maakte aanstalten om

        op te staan maar de eerste kerel trok hem weer in zijn stoel. Nu was het welletjes en Willem liet dan ook een grote vloek
        en stond weer op: ”Ik groet U heren, ik ben hier niet van gediend. Ik ga niks voor jullie bestellen, jullie stelletje

        lapzwansen. Ga je eigen geld verdienen en val hardwerkende mensen als mij niet lastig.” Hij maakte aanstalten om te

        vertrekken maar ineens stonden de vier mannen voor hem. Hij rook hun stinkende adem. Ze hadden al het nodige op.
        “Nee mannetje, jij geeft eerst nog een rondje. Wij behoren tot de Koninklijke troepen en wij hebben zekere rechten.”

        Besloot de man die zijn kruik bier nog in de hand had. Triomfantelijk keek hij zijn vrienden aan. Willem voelde zich

        ingesloten. Hij was beslist niet bang uitgevallen en kon best zijn mannetje staan. Maar het waren wel vier van dit soort
        sujetten. Hij dacht even na maar toen hij zag dat de uitbater van De Draak en de andere gasten met angstige ogen naar

        het tafereel keken, wist hij dat hij op zichzelf aangewezen was. Plots haalde hij vol uit en sloeg de man, die de bierkruik

        nog maar eens aan de mond zette, vol op de kin.
   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25