En nu dus verder. Dat betekent dat het verhaal klaar is maar dat er nog vele stappen te nemen zijn.

 

Ik heb enkele oud collega's, Quirine en Bea, gevraagd om door de tekst te gaan en de fouten er uit te halen. Zelf word je op een gegeven moment gewoon blind en je hebt echt kritische lezers nodig om het manuscript zoveel mogelijk foutvrij te krijgen.

Het zal er wel weer op neer komen dat het boek in eigen beheer uitgegeven gaat worden. Ik heb de juiste contacten daar voor en heb inmiddels een offerte opgevraagd. Was nog bezig met ene uitgeverij die zou kijken of het in één van de fondsen kon worden uitgegeven, maar dat is niet gelukt. Ik blijf natuurlijk rondkijken, maar wat let me om het net als deel I  'De Oversteek' zelf uit te geven?

Als titel had ik 'En Verder...'  maar dat is de werktitel. Ben volop aan het zoeken naar ene goede titel. Suggesties zijn altijd welkom.  Om te proeven zal ik hier onder een klein stukje uit het boek plaatsen.. Om jullie wat meer nieuwsgierig en hongerig te maken zal ik maar zeggen.   

 

Groetjes allemaal

 

------  let nog niet op de stijl- en spellingfouten - dit is de eerste ruwe versie

Hoofdstuk 9 – Rotsstad in Duisternis

 

De volgende ochtend begon met een dikke mist. Als je aan de ene kant van de binnenplaats van Terra’s huis stond kon je niet eens de andere zijde zien. Akam bromde goedkeurend, betere omstandigheden om uit het zicht van zoekende ogen te blijven kon je niet hebben. Het ontbijt was rijk maar toch niet te overdadig om een lange reis aan te vangen. De manschappen hadden zich al opgemaakt om de reis te beginnen. Akam nam afscheid van zijn vrienden om zich daarna bij Djalla-San te voegen.

“Hier begint ons deel van het avontuur. ”Sprak Akam tot de jonge Westerwouder. “Even verderop is een open plek waar we Shriekk kunnen roepen. Hij kan daar veilig landen en weer opstijgen. Ben alleen benieuwd hoe lang het duurt voor hij ons gehoord heeft.” Hij lachte naar Djalla-San terwijl ze naar de open plek liepen. Daar waar de manschappen zwaar bepakt waren met wapens en voedsel, waren Akam en zijn jeugdige metgezel slechts licht gekleed. Djalla-San had zijn boog en zwaard en een lang mes. Akam zijn zwaard en zijn staf. De ogen van de kraai en de wolf leken al enkele dagen te branden in zijn hand. Het was een teken dat er iets aan de hand was, dat hij alert moest zijn. De staf leek op zich een eenvoudig stuk hout, gladgemaakt voor de grip en met een verdikking aan het eind, alsof er een knoest zat. Wie echter nader keek zag halverwege, ter hoogte van de handgreep, een kunstig uitgesneden kop van een wolf tezamen met de gedaante van een kraai met gespreide vleugels. De ogen van beide dieren bestonden uit kleine steentjes. Ze vielen nauwelijks op in de donker verweerde staf, maar zo nu en dan kon je, als je goed oplette, de ogen zien gloeien. Dit was namelijk een magische staf, al generaties in het bezit van de familie van Akam. Akam zelf wist niet eens welke krachten er in deze staf huisden. “Jongen, je zult zelf ontdekken wat dit familie stuk vermag. Het zal zich openbaren wanneer het moment daar is.” Dat waren de woorden van zijn vader geweest toen hij de staf overdroeg aan Akam. Het was een magische ceremonie geweest, midden in de vrieskou van de langste nacht van het jaar. Een week tevoren was Akam over de ijzige sneeuwvlakten van het Oosterland gestuurd met de opdracht om drie tanden van een sneeuwbeer, vier tanden van een wolf en de klauw van een ijsraaf te bemachtigen. Deze zouden gebruikt worden bij het vervaardigen van een talisman die de centrale totem in het dorp zou sieren. Het dorp waar ze woonden bestond uit hutten die gemaakt waren van boomstammen en huiden. Op de centrale binnenplaats bevond zich een eeuwenoude totempaal. Het was een oude boomstam waarin allerlei afbeeldingen van dieren waren uitgesneden. Diverse kettingen, of talismannen, waren opgehangen in de totem.