De Oversteek was de eerste roman die ik uitbracht.
Inmiddels ben ik druk bezig met deel II. Ik ben al in een ver gevorderd stadium en ben zeker al voor ruim 2/3 op weg.
Voor de liefhebbers hier alvast een voorproefje...
Hoofdstuk 1 – Een moment van rust
Akam keek naar buiten. Het stormde enorm en de regen kwam met bakken naar beneden. De wind rukte aan bomen, pakte alles op wat los lag en geselde de huizen er mee. Hoe moest dat wel niet aan de kust zijn? De zee zond golf na golf op de wal af en het zou nog wel even duren voordat ze zo kalm zou worden dat ze de overtocht konden wagen. Elke golf was smerig gifgroen met een woeste kroon van schuim. De kade kreeg het te verduren, maar er waren er maar weinigen die zich in de buurt waagden om dit schouwspel te zien. Bij elke golf die op de wal beukte werd een deken van schuim en zilte druppels opgeworpen die zelfs tot de eerste huizen reikte. Akam draaide zich om en zag Irion, Djalla-San en Errinkdir op hun gemak aan de toog hangen. Het was reeds vijf dagen nadat ze teruggekeerd waren bij ‘Het Gebraden Zwijn’. Trontjar stond naast Akam en merkte droog op: “Dit weer zou ik niet eens met de ‘boom-boot’ van Kees tegemoet treden. En als ik de storm zo zie, dan duurt dat nog wel tot morgen”. Akam zuchtte. Ach, het was vredig en ze hadden momenteel niets te vrezen. Nu de Draconiërs en de Noordpiraten gevlucht waren, viel Kristalkust weer onder het eigen gezag. Akam en zijn gevolg werden als de bevrijders gezien. Gelukkig hadden ze bij de laatste schermutselingen de Draconiërs hun vloot grotendeels afhandig kunnen maken. Die boten hadden ze dringend nodig nu de boom-boot weer opgegaan was in de natuur. “Vertel me eens wat meer over die Kees?” vroeg Trontjar en Akam kreeg een brede grijns op het gezicht. “Een eigenaardig mannetje was het, duidelijk niet van onze wereld. Maar trouw en loyaal tot het laatste moment. Ik ben blij dat ik hem vriend mocht noemen”. Dan verhaalde hij over de eerste ontmoeting op Weerberg en over de ontmoeting met Terra. Het nachtelijke avontuur waarbij Terra onthulde over de wereld van Kees. Tot aan de schuilplaats in de regen waarbij Kees vertelde over zijn thuisleven en zijn eigen plaats in het ‘kikkerlandje’. “Kees was een eenvoudig en eerlijk mens. Liefde voor reizen en de natuur waren groot. Daarentegen wel wat lui en als het op man tegen man gevechten kwam had je niet veel aan hem. Misschien wel een beetje verwend door alle luxe die hij thuis had. Hij was gauw moe en werd dan kribbig. Maar zijn hart was groot en dat hebben we allemaal gemerkt toen hij zichzelf opofferde voor ons. Ik hoop dat hij door die daad de weg naar huis gevonden heeft”. Trontjar knikte. Het was door die daad dat de kwade Godin het onderspit had moeten delven, dat zij verdreven was van hun wereld. “Tja, wat ik van hem weet is dat hij als geen ander van deze storm kon genieten. Hij zag de schoonheid van de golven als zij in gevecht kwamen met de rotsen en de kademuur. Hij zag de mist van zoute druppels als een kroon op de rotsen en de zee als het kleed dat de kust zijn waardigheid gaf. Tijdens onze overtocht naar hier, toen we net vertrokken, zag ik hem naar de kust kijken. Zijn ogen straalden toen hij me vroeg of ik de schoonheid zag. Ook toen we allemaal met beven de storm tegemoet zagen, was hij nog steeds in staat de schoonheid in kleur en licht te zien. Het was een bijzonder manneke. Het kleine eiland in de havenkom, waar eerst de boom-boot lag, heeft alle kenmerken van deze door hem gekoesterde schoonheid. Het lijkt waarachtig zo dat rondom dat kleine eilandje de golven veel milder zijn, alsof ze dat gedeelte sparen”. En inderdaad, waar de grote toren voor de kust het schouwspel was van woest beukende golven, en waar zelfs de kademuur en de eerste huizen van Kristalkust overspoeld werden door bergen zeewater, daar leek het rondom dat kleine eilandje een stuk rustiger. Alsof er helemaal geen sprake was van een helse storm, maar waar speelse golven extra beeld gaven aan de tere kustlijn van het eiland.
Akam en Trontjar voegden zich bij hun vrienden aan de bar. “Hey Errinkdir, drink je nu zelf alles op, of krijgen wij ook nog iets?” Akam moest lachen toen hij zag dat Errinkdir eerst nog zelf zijn mok leeg dronk alvorens een nieuw rondje te bestellen. Hij had sympathie voor deze Endir gekregen. Het was een zeer betrouwbare metgezel gebleken die altijd voor je klaar stond. De vrienden schoten in de lach. Het was hun gegund. Nu de Kwade Godin niet langer hun wereld verstoorde was de grootste druk er wel even van af. Toch was de strijd niet geklaard. Draconiërs en Noordpiraten, maar ook andere volken op het kwade pad, waren nog steeds in staat eerlijke vredelievende mensen het leven zuur te maken met roofpartijen en moord. Akam proostte zijn metgezellen. “Ik ben blij dat we de Draconische schepen tijdig hebben kunnen bemachtigen en dat we ze een eind verder aan de kust in de inham hebben kunnen onderbrengen. Anders hadden ze letterlijk aan de kade in stukken gelegen. Zo zijn de schepen veilig, en ook al onze mannen”. Akam had al een plan besproken. Ze zouden eerst terug naar Rotsstad reizen. Volgens de laatste berichten werd deze stad nog steeds omsingeld door allerlei gespuis onder aanvoering van de Noordpiraten. Hier was hun hulp het eerste vereist. Ze hadden al snel de beschikking over ruim duizend elite troepen. En bovendien konden ze op de hulp van Shriek rekenen. Daarnaast had Akam een eed afgelegd aan Esmed, de Stadswachter van Rotsstad. Zodra de wereld van de Kwade Godin was verlost, zou hij zijn uiterste best doen om Rotstad weer de vrijheid te bezorgen die het eens had. Zo zou het weer de stad worden waar de poorten altijd open stonden voor reizigers en behoeftigen. Zo zou de stad weer het centrum worden voor denkers en kunstenaars. “Wat ben je weer afwezig”, sprak Trontjar en Akam moest eens lachen. “Ik moest denken aan Rotsstad, en aan de schoonheid van de kronkelige straatjes en de pleintjes. Ik zou graag nog eens in de catacomben rondneuzen. Je vindt daar boeken, Trontjar, en manuscripten, en niet te vergeten de vele landkaarten. Zoals jij je kroeg ingericht had voor de reiziger moet je zelf toch ook liefhebber zijn. Als we Rotsstad bevrijdt hebben van dat canaille, dan zal ik je meenemen naar Esmed en hem vragen of wij een dag mogen besteden in de grootste en oudste bibliotheek die ik ken”. Akam straalde, het was voor zijn vrienden duidelijk waar zijn passies en interesses lagen. “Graag neem ik zo’n uitnodiging aan Akam. Boeken leggen de schoonheid en wijsheid van onze wereld vast. Alhoewel ik de donkere kanten liever niet zou kennen. Maar aan de andere kant leren ze ons wellicht de zwakheden van de vijand beter begrijpen”. Akam knikte ter bevestiging van hetgeen Trontjar net had gezegd. Errinkdir bromde:”hebben ze daar ook een stevige pot bier, of een lekker gebraden everzwijn? Want al dat papieren gedoe lijkt me maar droge en saaie kost”. Akam sloeg zijn vriend hard op de schouder. Onderwijl bulderde hij het uit:”Waard, doe ons nog een rondje en maak de eettafel maar eens gereed. Mijn vrienden en ik hebben honger. Dus zet al je potten en pannen maar aan het werk”.
Heb ik jullie nieuwsgierigheid al geprikkeld?
Laten we nog even terugkijken op de presentatie van mijn eerste roman in juni 2014. Foto's gemaakt door Niels Krebbekx