Page 22 - Over Berrege gesproken
P. 22
De volgende dag hadden Dirk en zijn vrienden zich al om acht uur in de
avond verzameld bij De Geit. Ze hadden tegen hun ouders gezegd dat ze
bij een vriendje zouden zijn en dus mochten ze later thuis komen.
Inderdaad lag er bij de sokkel een grote zak. Er in zaten een stuk of tien
fakkels en een grote aansteker. Nu was het afwachten. Dirk had het liedje
een aantal keer overgeschreven en iedereen had een exemplaar.
Hoor daar, ze hoorden houten wielen ratelen op de weg. Er kwam een
groep bontgekleurde carnavalsvierders aanlopen met een platte kar.
‘Hmm,’ dacht Dirk, ‘da zijn buitelanders, een echte krab edde blauwe kiel.’
Op de kar lag een grote zak. Toen ze de zak openden, bleek er een groot
standbeeld van een Tullepetaon in te zitten. Een paar mannen haalden
een breekijzer tevoorschijn. Ze wilden de Geit van zijn sokkel halen.
‘NUU!!’ schreeuwde Dirk en de fakkels werden in één keer ontstoken.
Wild zwaaiend kwamen de vrienden tevoorschijn, terwijl ze het liedje van
Wana zongen:
Ei Tullepetaon ziede gij ze vliege
wa komde gij ier ommes doen?
zijde Gij ‘ier om Berrge te bedriege
isda nou Tullepetaons fetsoen?
Wulde wel ’s van n’onze Geit afblijve
latta beesje ’s lekker staan
t’is mee gin pen te beschrijve
vlieg die Tullepetaon mar naar de maan!!