Page 81 - Dagboek van een schrijver
P. 81

Bibliotheek de Lage Beemden - Bijdrage opgenomen in E-bundel






                     Inzending: De Schrijver en zijn muze

                     Datum: Mei 2017




                     De Schrijver

                     De straat klonk hol en stonk naar verderf. Bij elke voetstap rolden druppels water van zijn schoenen want de regenplassen waren niet te
                     ontwijken. Hij trok zijn kraag nog wat verder op want het was koud, verdomd koud met die gure wind. Het paste wel bij de klote dag die
                     hem overvallen had.  De deur klemde toen hij er tegen duwde. Gelukkig was hier wel wat licht, zij het dat het een schemerlicht was. De
                     kroeg die hij binnen gestapt was verwarmde hem tenminste. De gang naar het tafeltje in de hoek was een langzame, die van een eenzame
                     man. Maar dat viel hier al niet meer op. Terwijl hij zijn verweerde jas, even vergaan als zijn reputatie, op de ene stoel hing, zeeg hij neer op
                     de andere. ‘Doe mij maar een borreltje.’ Fluisterde hij toen de barman aangeschuifeld was. Het tempo lag laag in deze kroeg. De jas drupte
                     en het regenwater verzamelde zich in kleine plasjes op de tegelvloer die betere tijden gekend had. Een ouderwets rood bewerkt tafelkleed
                     was haast verstopt onder de kranten van de afgelopen week en wat weekbladen. Argeloos bladerde hij in de dagkrant terwijl de eerste slok
                     zijn keel laafde. Een mix van jeugdige overmoed en oudere gezapigheid kwam hem tegemoet. Hij hoorde de oude Franse chansons aan, zag
                     hoe een verlebberde prostitué haar als theezakjes hangende borsten probeerde te verkopen aan een oudere man en genoot van een café dat
                     het verleden in elke hoek hoort kraken.
                     Het was deze zaterdagavond nog niet echt druk in de kroeg. Ook deze had de hoogtijdagen achter zich. Slechts wat hardnekkige
                     alcoholverslaafden sloften dagelijks over de drempel tijdens de nageboorte van wat eens een drukbezocht borreluur was geweest. Als je de
                     mensen uit het plaatje zou verwijderen keek je binnen in een tijdscapsule. De wanden nog bekleed met geruit behang, de oude tafels en
                     stoelen uit de jaren vijftig, een klok die zo van een of ander perron uit de dertiger jaren gejat kon zijn en een locatie die het uitgaand publiek
                     haast niet eens meer kon vinden. Toch bleef het een plek waar in de weekenden best wat volk te vinden was.




                     ‘Hé, dat jij hier nu ook bent? Ik heb je hier vorige week nog gezien. Een paar weken geleden was je er ook, in dat andere café. Ik vond dat je
                     me aardig aan het bestuderen was en ik had nog wel je dochter kunnen zijn. Waarom ben je hier?’ Hij keek het meisje eens in de ogen en
                     verdronk bijna. Passie brandde in die groene ogen.


                                                                                                81
   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86