Page 213 - Dagboek van een schrijver
P. 213

Stichting Vastenavend - Gedicht opgenomen in krant







                         Gedicht: T’is wir tijd


                         Datum: Februari 2019




                         Een krab kroop uit de slikken

                         de tijd in z'n donder riep: 'op pad!'
                                                                                  Gertrudis zingt en De Maagd neuriet mee, als
                         nagekeken door de bezem in de lucht
                                                                                  vanuit de velden en de Brabantsewalse heuvels
                         de geit op narrekousevoetjes
                                                                                  het gezelschap samendromt in een kakofonie
                         en zaddoeken als confetti in 't zonneke.
                                                                                  van tutters en bellen, troms en dreunende bassen,

                                                                                  incognito op pad in weken vol voorleut.
                         Een stoet op pad naar leut en meziek,

                         de meest wonderlijke schepsels in gordijn,
                                                                                  Tot de zaterdag waarop iedereen een heel jaar wacht,
                         blauwe kiel en het masker op.                            als vermommingen zijn afgeworpen en kleur weer straalt.

                         Soms in karrewagen of anders gezeten                     Onmiskenbaar 'Oòg'eid, Steketee, Nar en Gròòtste Boer,
                         in paars op wielen, op weg naar de stad.                 die voorgaan in leut, muziek en samenzijn; alles uit de Bergse
                                                                                  genen.

                                                                                  Vier dagen oew eige, t'is wir Vastenavend tijd!

                                                                                  Agge mar leut et.

                                                                                               213
   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218