Elke maand stelt het Natuurhistorisch en Volkenkundig Museum te Oudenbosch een bijzonder object in de schijnwerpers. Deze maand: een opossum-embryo.

 

 

De opossum of buidelrat komt voor van Canada tot Patagonië. De Virginiaanse opossum is het enige buideldier in Noord-Amerika: hij komt van nature voor in de gehele Verenigde Staten ten oosten van de Rocky Mountains.

Dit exemplaar – net als het volwassen dier in de vitrine – komt uit de collectie Mimi Hilarius-Cuijpers die het diertje meebracht uit Ohio.

 

Opossums waren de eerste buideldieren waarmee Europeanen in de 15e eeuw in aanraking kwamen en een van de eerste dieren uit de Nieuwe Wereld die mee werden teruggenomen naar Europa. Aan het eind van de 15e eeuw ontdekte de spaanse ontdekkingsreiziger Vicente Pinzón in Brazilië een vrouwelijke buidelrat met een jong in de buidel. Hij nam het dier mee naar Ferdinand II van Aragon en Isabella I van Castilië.

 

Het was John Smith, de stichter van Jamestown, die voor het eerst een opossum in het Engels beschreef en de naam ‘opossum’ gebruikte, een verbastering van het Algonkische apasum, wat ‘wit dier’ betekent. (Het Algonkisch, Algonkian of Algonquian is een subtaalfamilie van zo'n veertig verschillende indiaanse talen. Algonkian of Algonkin is afgeleid van het woord ‘Algomekwin’ wat ‘volk aan de overzijde van de rivier’ betekent.

 

Met de grootte van een kat, zijn spitse neus en lange roze staart wandelt hij van de ene plek naar de andere, steeds op zoek naar een gevarieerde maaltijd van insecten, knaagdieren, groente en fruit. Overdag slaapt hij in holen en gaten, maar ’s nachts loopt hij met gemak een kilometer ver.

Opossums hebben een lange, spitse snuit met lange snorharen. Ze kunnen goed zien,  de meeste soorten hebben bolle kraalogen, wat duidt op een nachtelijke leefwijze. Hun kale oren zijn constant in beweging. De poten hebben vijf tenen. De grote teen aan de achterpoot is opponeerbaar, net als onze duim.

 

Zoals de meeste buideldieren die in het wild leven is ook de Noord-Amerikaanse opossum een echte overlever. Toch heeft hij het record van verkeersslachtoffer op zijn naam staan. Zijn nogal vreemde afweermethode heeft daar zeker mee te maken: bij gevaar valt het dier in shock, vergelijkbaar met flauwvallen (in goed amerikaans: 'playing possum'). Hij houdt zich minuten tot uren voor dood, ongevoelig voor aanraking of oppakken. In het wild worden de dieren dan ook hooguit twee jaar oud.

 

De opossum is graag alleen, behalve tijdens de paartijd. Daar zit ook meteen de kracht van de opossum, want voor nakomelingen wordt goed gezorgd. Na een aantal dagen in de baarmoeder klimmen de jonge opossums richting buidel. Hangend aan moeders speen groeien ze daar nog zo’n drie maanden door. Zo niet het diertje op de foto dat jong is gestorven of doodgeboren.

 

 

Dit object staat de hele maand oktober centraal. Kom kijken in het Natuurhistorisch en Volkenkundig Museum en ontdek nog véél meer.